Heilig

Met de heiligverklaring van Titus Brandsma op 15 mei in Rome werd het begrip ‘heilig’ weer eens pontificaal op de kaart gezet. Tal van artikelen in uiteenlopende media verschenen  rond de gebeurtenis en in katholieke kringen gonsde het van activiteiten rond deze priester en wetenschapper die in 1942 als verzetsstrijder door de Duitsers werd omgebracht in kamp Dachau.  Wat niet overal de aandacht kreeg, was dat Brandsma karmeliet was en tot de Karmel behoorde: een religieuze orde  waar mystiek een belangrijke plaats inneemt.
Dat een Nederlander de eer van heiligverklaring te beurt valt, is een zeldzaamheid. Nog opmerkelijker is het dat Brandsma  van Friese afkomst was.  Hij werd in 1881 in Bolsward geboren, in een regio waar het protestantisme  tot op de dag van vandaag de boventoon voert.  Protestanten kennen het systeem van heiligverklaring en heiligenverering niet. Het is een typische katholieke aangelegenheid. 

Wanneer wordt iemand heilig in kerkelijke zin?  Taalkundig bezien betekent heilig (holy)   heelvolmaakt.  In godsdienstige zin dus zonder zonde zijn.  Omdat niemand deze kwalificatie aan een ander kan toeschrijven, niet alleen omdat we nooit alles van een ander kunnen weten maar ook omdat zonde een discutabel begrip is,  is het beter om te zeggen: uitzonderlijk vroom.   Het woordenboek van Van Dale omschrijft een heilige dan ook als ‘iemand die door vroomheid en goede werken heeft uitgemunt en van wie de kerk heeft verklaard dat hij of zij openlijk vereerd mag worden’.  
Heilig word je pas  na de dood en niemand wordt het zomaar.  Het vergt een lang traject.  Eerst is er zaligwording voor nodig.  Daarna volgt een langdurig proces van voordracht, onderzoek en bewijsvoering voor één of meer wonderbaarlijke genezingen op aarde door toedoen van de aspirant heilige. Een zorgvuldig geregisseerd traject dus waarin een  bovennatuurlijk moment de crux vormt.
Het is onwaarschijnlijk dat zij die tot heiligen worden verklaard dit tijdens hun leven als doel hebben nagestreefd. Heiligheid is een gebeuren dat zich van buitenaf, door toedoen van anderen, langzaam aan een overledene voltrekt. Een weefsel dat om diens voorbije  leven heen groeit in de onzichtbaarheid van de tijd.

Het interessante van heiligen en hun erkenning is het geloof dat daarachter ligt, te weten het geloof in een leven na de dood.  Want wat wil het zeggen dat een heilige vereerd mag worden. Het betekent méér dan ontzag hebben voor diens voorbeeldige leven op aarde.  Het impliceert dat een heilige vanuit het hiernamaals blijft handelen, dus voortleeft. Hij of zij kan immers wonderen verrichten. Sterker nog, dit is de essentiële voorwaarde voor heiligheid.
Miljoenen stervelingen in heden en verleden richten zich tot heiligen met vragen om hulp, om voorspraak,  met beden om bescherming en genezing – daarbij uitgaand van een stukje goddelijk vermogen waarmee zij iets voor de mens op aarde kunnen bewerken en betekenen. Deze door de kerk gesanctioneerde gewoonte raakte diep geworteld in onze cultuur:  van oudsher hadden beroepsgroepen hun  eigen, specifieke patroonheiligen.

Hoewel het geloof in een voortbestaan na de dood binnen een maatschappelijk  machtig instituut als de rooms-katholieke kerk in feite uitzonderlijk is ( andere communicatievormen met  ‘gene zijde’ zoals mediumschap, helderziendheid etc worden in onze samenleving immers gewantrouwd of genegeerd ), sluit het wel aan bij wat veel mensen op een ‘lager’ niveau ervaren en praktiseren in hun omgang met dierbare overledenen.  In tijden van gemis en rouw wordt op grote schaal tegen en met overledenen gesproken. En niet zelden gevraagd om hun hulp en bijstand. Soms een aards leven lang.

Maar heilig! Wat is dat voor ons? Hebben wij zelf een sprankje heiligheid in ons of zijn wij liever schijnheilig of heilige boontjes en maken wij ons daar helemaal niet druk om? Hebben we zin om ons te verdiepen in het leven van iemand die heilig wordt verklaard en om te onderzoeken waarin en waarom  hij of zij ons zou kunnen verheffen, ons tot voorbeeld kan zijn  ?  Of koesteren wij misschien onze persoonlijke heiligen die bij leven ontzag in ons opwekken, ons kracht geven en  inspireren?
Wie of wat is voor jou in je leven heilig? Op welke manier?

Gedenken

Met de nadering van mei waaien ieder jaar opnieuw herinneringen ons aan. Herinneringen aan gebeurtenissen uit een verleden zoals deze ons zijn overgeleverd door mensen die wij misschien nog zelf hebben gekend of die in boeken zijn opgeschreven.  Gebeurtenissen waarvan we hebben gehoord op school of op tv.   In mei, en zeker in het begin van de maand, is de lucht vervuld van een zweem van ontzetting, ernst en verdriet. De nationale herdenkingsdag – 4 mei – maakt dat we doordrongen blijven van dingen waarvan we zeggen dat ze nooit meer mogen gebeuren. Na deze collectieve herinnering glijdt ons leven gewoonlijk weer zachtjes terug  in een individualistisch, familiair, al of niet hedonistisch patroon.

Dit jaar weten we dat het anders is.  Zo goed en zo kwaad als het gaat genieten we van de lente en het vrije leven na corona. Pasen, koningsdag, festivals, jubilea – hoe fijn en gezellig is het om weer mensen te zien, spontaan te kunnen handelen. Althans, dat genieten probéren we. Verdienen we het immers  niet na twee jaar corona? En zijn we niet hard toe aan vergetelheid? Vergetelheid van wat er de laatste jaren met onszelf gebeurde. Maar ook van wat er niet ver van ons vandaan in het heden gebeurt.  Een ontzaglijke schaduw die zich met de dag uitbreidt in ruimte en tijd.  Sommigen zullen erin slagen met volle teugen te genieten. Anderen – hoevelen? – zullen de schaduw ervaren als een vaag of weggedrukt schuldgevoel.  Want hoezo genieten terwijl op raketafstand op onvoorstelbare wijze wordt geleden en wij niet kunnen zeggen: wir haben es nicht gewusst?

Dit jaar vormt een breuk met ons herdenkingsverleden. Wat wij jaar in jaar uit uitspreken dat nooit meer mag gebeuren, gebeurt in Oekraïne, iedere dag weer. Niet dat de vernietiging die er gaande is, nieuw is.  Zij is wel heel dichtbij. Veel dichterbij dan de voortdurende, talloze andere drama’s in de wereld waar we gemakkelijker afstand van nemen. Wat gaan we dit jaar zeggen op de nationale herdenkingsdag?  Dit jaar zullen andere woorden gevonden moeten worden. Nieuwe voornemens moeten worden geformuleerd.

Laten we onze ervaring van 4 mei uitbreiden in diepte en tijd.  Laten we na  één dag gezamenlijk herdenken van specifieke gebeurtenissen in het verleden niet als gewoonlijk zomaar doorschuiven naar het leukst denkbare  leventje voor onszelf,  maar toegroeien  naar een ander bewustzijn. Naar het besef dat we als mens moeten proberen te gedenken, zonder ophouden, iedere dag opnieuw.

Gedenken is weet hebben van de grond waarop je staat. Van de mensen die er vóór jou waren, van hen die er voor je wáren. Die hebben geleden, gestreden en ergens nog altijd, al is het in het onzichtbare, met je meelopen;  in  je leven  bestaan.
Gedenken is notie hebben van alles en allen die je leven mogelijk maakten en maken,  je bestaan hebben voorbereid of begeleiden in geestdrift, menselijke fouten en pijn.  
Gedenken is openstaan, luisteren naar verhalen die rondzingen in de wind. Het is de bereidheid  om te horen wat werd  nagelaten en wellicht nooit werd gezegd maar wat toch doorgegeven wil zijn.

Uiteindelijk is gedenken het voornemen om de fakkel verder te dragen, dankbaar te zijn, onrecht te bestrijden –  voorbereidend te zijn voor hen die na ons zullen komen, voor wat er in de toekomst zal zijn.

Ongeloof

Sinds een maand is de wereld veranderd. Niet heel ver van ons huis speelt zich een horrorverhaal af dat zijn weerga niet kent.  De beelden die ons dagelijks overspoelen vervullen ons met verbijstering en ongeloof. Sommigen reageren met angst, anderen met daadkracht of de neiging daartoe. Hulpvaardigheid. Machteloosheid. Wat kunnen we doen?  Niet veel meer dan een handvol vluchtelingen opvangen. Toekijken en zien hoe langzaam maar zeker ons bestaande wereldbeeld stukbreekt, wegzakt en in een moeras van onzekerheden verdwijnt…

Met de grens van Oekraïne werd nog een andere grens overschreden en het wordt met de dag duidelijker: hier gebeurt iets wat wij niet kunnen bevatten.  Alles  wat we ooit dachten, wisten en vertrouwden –  alles waar we op meenden te kunnen rekenen vervliegt in kruitdampen en giftige wolken boven een brekend land.  Hier en daar wordt het al voorzien, voorspeld: dit komt niet meer goed, eeuwen en generaties zullen ermee gemoeid zijn voordat  deze wonden zullen helen.

De betekenis van de huidige gebeurtenissen grijpt diep in in de mensheid.   Corona, zorgen om nepnieuws, allerlei  rampen en kwesties die tot kort tevoren onze levens bezetten verbleken in het licht van de nieuwe oorlog.  Terwijl we onszelf – hoewel bezorgd en ongemakkelijk – nog veilig achten, komen we vast te zitten voor een spiegel waar we dit keer niet onderuit kunnen.  Zie de mens.  Zie wat er diep in hem/ons aanwezig is. Destructie, wreedheid, machtswellust. Maar ook: arrogantie, schaamte, gebrek aan lef om de ongehoorde afbraak die gaande is  te stoppen.  

De huidige chaos in de wereld kan niet anders dan tot een beslissend keerpunt leiden. Tot een erop of eronder. Diverse verhalen, diverse scenario’s circuleren. Verwachtingen. Voorspellingen. Technologie de voornaamste richtinggever naar de toekomst noemen op dit moment zou wel eens een beperkte en voorbarige manier van kijken kunnen zijn. Mogelijk is er veel meer aan de hand.
We zijn niet opgeschoten. De geschiedenis heeft ons niet verder gebracht. Een zich eeuwig herhalend drama. Een door en door vervelend verhaal. Waarom hoorden we niet dat de grammofoonplaat bleef hangen in dezelfde groef? Wat ging er mis, waar heeft de fout gezeten? Zit ergens een grondgedachte die niet klopt? Wie al te overtuigd is van zichzelf en van zijn bijzondere kwaliteiten hoort niets. Ziet bijzaken aan voor hoofdzaken. En andersom. Misschien zijn wij mensen helemaal niet zo intelligent als wij altijd hebben gedacht.   (Uit  ‘Het nieuwe moeten; vragen om cultuur’)

Het woord barbarij voor de huidige oorlog is al eens gevallen. Zijn we terug bij vroeger? Terug bij af?
In een overmoedige obsessie met de moderne tijd hebben wij gemeend de geschiedenis achter ons te kunnen laten. Hebben we de wijsheid en lessen die met bloed en tranen door de eeuwen heen zijn  geschreven veronachtzaamd en terzijde geschoven.  Nu zijn we van een koude kermis thuis.  

Misschien is de zwaarste strijd nog maar net begonnen: de strijd met onszelf en onze uitgangspunten die niet werken. Die ingehaald zijn door de voortgang van de tijd en vervangen moeten worden om een catastrofe te voorkomen.  (..…) Misschien zijn we nog nooit aan het echte werk toegekomen en moet alles op aarde nog beginnen omdat we geen idee hebben gehad waar het om draait. Geen notie van de mogelijkheden die in onszelf en in de planeet liggen besloten. (…..)
Alleen vanuit een bewustzijnsvernauwing vecht je elkaar de tent uit. Maak je het leven van de ander onzeker, onveilig en zuur. Pijnigen, treiteren, negeren, haten. Sabotage die geen einde maar ook geen reden kent. Maar je hoeft je pijn niet door te geven. Hoe verblind moet je wezen om elkaar te ontkrachten wanneer je dezelfde kant op moet en niemand gemist kan worden? Zijn wij zo slecht in staat te zien dat de ander net als wijzelf nodig is voor het geheel? (…..) Een ander vernietigen is jezelf vernietigen. Is kansen verspelen. Tijd verliezen. Al te kostbare tijd.
(Uit ‘Het nieuwe moeten’)

Ongeloof? Ja. De tijd van geloven in de verkeerde selfies is voorbij.  Niets zal meer hetzelfde zijn. Niet ons denken. Niet ons zelfbeeld. Niet de oude werkelijkheid.  Hoe dan ook.   

Grenzen

De huidige tijd kenmerkt zich in toenemende mate door grensoverschrijdingen in negatieve zin.  MeToo, Rusland, het gedrag van individuen al of niet op sociale media: steeds vaker horen we over het ongewenst passeren van lijnen die niet overgestoken zouden behoren te worden.  Over gedrag dat letterlijk  te ver gaat.  
Wat is een grens? Grenzen bestaan op het punt waar het ene ophoudt en het andere begint.  Alles wat een vorm heeft, wat gevormd is, heeft een begrenzing. Een einde. Ook wijzelf.  Dit is een vaststaand en in feite eenvoudig gegeven dat bij het aardse leven hoort. Als het goed is zijn we ons bewust van onze eigen grenzen in kunnen, doen en willen en voelen we grenzen buiten onszelf aan wanneer we deze naderen.  Soms kunnen we proberen grenzen te verleggen – bijvoorbeeld  door middel van kunst of wanneer we uit onze comfortzone komen.  Dit is echter iets anders dan ze overschrijden. Het woord zegt het al.

Er bestaan fysieke, tastbare grenzen. Juridische grenzen en onzichtbare grenzen.  Soms lopen die soorten door elkaar heen.  Een douanepost geeft als fysiek punt het begin van een ander land aan. Dat begin zelf is onzichtbaar. Dat moeten we maar geloven.  We nemen het aan omdat we weten wat douane betekent en omdat we zien dat de wegbewijzering,  de taal op de borden en de bestrating anders worden na die post.  Dit  soort duidelijke grenzen, waarover afspraken zijn gemaakt, mogen we meestal rustig passeren.

Grensoverschrijdend gedrag vindt plaats wanneer iemand, een groep, volk of staat ongevraagd en ongewenst binnendringt in de ruimte  van een ander en deze (deels) bezet met zichzelf waardoor die ander iets afgenomen wordt. Dat ‘iets’ kan varieren van lichamelijke integriteit, gemoedsrust, zelfbeschikkingsrecht, vertrouwen,  tot vrijheid en gevoelens van veiligheid. Grensoverschrijding op deze manier heeft te maken met onrechtmatige toe-eigening van iets, van buitenproportioneel gedrag, van uitbreiding van het zelf in het gebied van de ander.
Agressie, machtswellust en/of ongeremde driften  lijken de drijfveren te zijn voor de zorgelijke vormen die het verschijnsel grensoverschrijding vandaag de dag aanneemt.  Een verschijnsel dat niet alleen oerlelijk op zich is, maar veel angst, chaos en trauma’s tot gevolg heeft waardoor het leven in veel gevallen stagneert.

Wanneer we grenzen zien als contouren, als beperkingen – ook in onszelf en in alles wat we op enig moment doen of zijn in het leven – en als wij bereid zijn om dat te accepteren en  daarbinnen te werken for the time being,  dan schaven we aan een profiel dat niet alleen voor onszelf maar ook voor de ander aan duidelijkheid wint.  Hoe zichtbaarder, tastbaarder of voelbaarder grenzen, des te gemakkelijker om er bij stil te staan.  We hebben als mens, groep, volk of staat binnenshuis te veel werk te doen en te veel schatten om te beheren om ons te kunnen permitteren onze bemoeienis  en shit over de grens  te gooien.

Het  omgaan met grenzen is een delicaat en ronduit moeilijk  verhaal. Dat de huidige tijd ons zo sterk confronteert met het thema, betekent toenemend bewustzijn en dat is van cruciaal belang.
Als wij persoonlijk of als mensheid in vorm willen komen, zullen we grenzen moeten respecteren. In de ander, het andere en  niet in de laatste plaats in onszelf. Pas wanneer wij daarin beter gaan slagen – en waarschijnlijk alleen dan – zullen we in contact komen met de onbegrensde mogelijkheden die in ons aller bestaan besloten liggen. Hoe paradoxaal dit ook klinkt.

Delen

Wie kent het niet van de rekenlessen op school: twaalf  gedeeld door vier is drie, twintig gedeeld door vijf is vier. Enzovoort, enzovoort. De boodschap van de  wiskundige delingen die  onnoemelijk veel kinderen nog altijd kunnen opdreunen, is:  iets groters is op te splitsen in kleinere eenheden. In stukjes. En dit volgens een bepaalde logica.   
Hoe is dat voor de praktijk van het delen in het dagelijkse leven?  Bij een buit of een lekkere zak met snoep? Een sinterklaasliedje zegt het al:  ‘eerlijk zullen we alles delen, suikergoed en marsepein’.  Eerlijk delen, dat   wil zeggen iedereen krijgt even veel. Dat althans is het ideaal. De wens van wie niet te kort wil komen of van diegenen die leven vanuit een rechtvaardigheidsgevoel. 
Zo opgevat heeft delen iets overzichtelijks. Iets concreets.  Uitgangspunt is een vastomlijnd ding, getal of een gegeven hoeveelheid.

De betekenis van het woord delen gaat schuiven wanneer  bijvoorbeeld  iemand zich uit over verdriet, schaamte of een andere belevenis waaruit kwetsbaarheid blijkt.  ‘Wat fijn dat je dit met ons hebt willen delen’, zeggen we dan.  Of:  ‘ik deel in jouw gevoel van….’.   Hier gebeurt iets interessants. Het lijkt wel of delen in dergelijke situaties niet draait om kleiner, maar om groter. Om uitbreiding en vermeerdering. Om vermenigvuldiging.  Een vermenigvuldiging die bovendien uitloopt in een zekere onbegrensdheid. Immers ook een hele groep, ja een heel volk  kan blij zijn dat iemand iets heeft willen delen.  Zelfs nog na verloop van tijd.  
In deze opvatting gaat delen niet over het stukmaken van een geheel, maar juist over de omgekeerde richting: het bevorderen van een geheel.  Wanneer individuen die apart lijken te bestaan zich in elkaar herkennen,  wordt gezamenlijkheid en samenhang gecreëerd.    

Kunnen we zeggen dat delen van materie en delen van geestelijke zaken wezenlijk van elkaar verschillen? Een prachtig voorbeeld  van een volkomen samengaan van delen in de zin van opsplitsen  en delen als bijdrage aan heelmaking vinden we in het bekende  bijbelverhaal van de wonderbare spijziging.  Jezus maakt uit weinig broden en een paar visjes meer dan genoeg voedsel voor een grote menigte.  Een verhaal van overvloed vanuit een materiële beperking.  Niet voor niets wordt het een wonderbaarlijk verhaal genoemd – voor gewone mensen  lijkt zoiets immers niet weggelegd. Toch bevat het een diepere boodschap en misschien wel meerdere. Eén daarvan zou bijvoorbeeld zou kunnen zijn:  begin met delen en de mogelijkheden volgen vanzelf.

Naast delen  kennen we aanverwante woorden als verdelen en uitdelen. Wat is het verschil tussen delen en verdelen in de eerder genoemde materiële betekenis?  Is er eigenlijk wel verschil? Als je aan een buit of  aan een zak met snoep denkt? Verdelen lijkt scherper, strenger van toon dan delen. Tegelijkertijd hoeft het niet noodgedwongen om gelijke delen te gaan, om eerlijkheid dus.  Een erfenis verdelen kan best bestaan uit ongelijke delen.  In de wiskunde daarentegen roept de verdeling van een getal in eerste instantie juist wel weer iets van gelijkheid op: in tweeën delen, door de helft doen.  Verdeeldheid is een term die je tegenwoordig veel hoort noemen in verband met de maatschappij en de discussies rond corona.  De meeste mensen ervaren deze verdeeldheid als onprettig en negatief.  Als een tegenover elkaar staan van twee of meer vijandige kampen. (Denk ook aan de tactiek van dictators: ‘verdeel en heers…’)
Uitdelen – weer iets heel anders  –   kan gaan  over materie, maar ook over zaken als kennis, geluk of energie. Het klinkt mooi, maar gaat altijd uit van een ongelijkheid.  Vanuit jouw overvloed , vanuit jouw ergens meer van hebben dan een ander iets weggeven is prachtig,  maar kan een schrijnend kantje hebben. De moeilijkheid bij dit begrip  schuilt in het gevaar van  macht en/of afhankelijkheid.

Van alle varianten is delen het meest mystieke woord, het diepzinnigste begrip om te laten weerklinken in jezelf. Als bewoners van deze planeet delen we veel meer dan we denken. Oneindig veel meer. Delen is op aarde misschien wel het sleutelwoord. En woord voor de toekomst.

Stal

In de laatste dagen van december zijn we massaal gefocust op licht.  Lichtjes binnen en buiten, kaarsen op tafels en in vensterbanken; de opluchting dat het licht in de natuur terugkeert.  Het kerstfeest zelf gaat over nóg een licht: het Licht der Wereld dat in Bethlehem in een stal werd geboren als een kindje, Jezus genaamd. Het zou op aarde zijn gekomen om de mensheid te verlossen van de duisternis.  
Op alle mogelijke niveaus zijn we in deze tijd van het jaar bezig met licht en daarmee impliciet met de donkerte in alle betekenissen die we zo goed en zo kwaad als het gaat proberen te verdrijven.  Te vergéten is misschien beter uitgedrukt.

Als je in de moderne tijd willekeurige mensen vraagt naar hun eerste associatie met kerst, krijg je de meest uiteenlopende antwoorden. Cadeaus, gezelligheid, familie, vakantie. Maar ook: uit je dak gaan, feesten, schransen, zuipen.  Decadentie, commercialisering of juist het tegenovergestelde: de nachtmis, vroomheid en gevoelens van of voor heiligheid.  Alles is er, alles loopt door elkaar.  De donkerste tijd van het jaar laat een wonderlijke  mix  van waarden, gevoelens en praktijken zien die voor sommige  zielen bepaald verwarrend aanvoelt. Immers kerst móet, maar wat precies, dat is de vraag.  
Wat ons bindt is dat we ons in de laatste weken van december op totaal verschillende manieren onderdompelen in verzachtende omstandigheden van schoonheid, genieten en samenzijn  – althans dat proberen.  Een collectieve oefening in ‘lichter bestaan’.  For the time being.

Te midden van al deze drukte en dit koortsachtige  streven naar vergetelheid blijft één fenomeen tot op de dag van vandaag tijdloos overeind. Autonoom. Onveranderlijk. In  alle eenvoud. Aanweziger dan ooit op alle mogelijke plaatsen.  In winkelcentra, musea, restaurants, op pleinen, in stations, tuincentra, bij mensen thuis:  de kerststal. Hart van het christelijke verhaal.  Wie kent het bekende tafereeltje  niet. We lopen er vaak achteloos aan voorbij.  Een schuin afhangend dak, de figuren van Jozef en Maria met het kindje, stro, de os en de schapen. Soms zijn er levende dieren. Daar genieten vooral kinderen van.   

Stal betekent oorspronkelijk staanplaats, rustplaats. Dat het Licht uitgerekend hier inviel, is betekenisvol in zijn algemeenheid.  Los van wat je gelooft, kan je in het bijbelverhaal over de geboorte dan ook nog een heel andere boodschap lezen. Opmerkelijk is ten eerste  dat er ook toen al   sprake was van een algehele registratie  die plaatsvond  op last van keizer Augustus. Jozef en Maria waren daarvoor op weg naar Bethlehem.  Maar dan. 1.  Het wonder voltrekt zich aan mensen die nergens terecht kunnen , overal de deur worden gewezen. Bij  onopvallende lui zonder aanzien die bij niemand welkom zijn.  2. Buitenzintuiglijke waarnemingen zijn allesbepalend in het verhaal : herders in het veld geloven de engelen en handelen ernaar . De wijzen uit het oosten begrijpen vanuit een innerlijk  weten de betekenis van de ster en gaan op weg.  

Wat willen deze feiten zeggen? Laten we ook déze betekenissen wel eens tot ons doordringen? Over kerst gesproken!  Aan de stal ga je niet zomaar voorbij.  Een plek om bij stil te staan, of je gelooft of niet.

Vriendschap

Beter een goede buur dan een verre vriend. In tijden van nood leert men zijn vrienden kennen. Twee oude en bekende gezegdes  waarin een schat aan ervaring, wijsheid en realiteitszin besloten ligt.  Hoe kunnen we hiernaar kijken in deze tijd waarin coronaproblematiek ons persoonlijke leven in toenemende mate binnendringt? Zijn de uitdrukkingen nog altijd even geldig en herkenbaar of moeten we er kanttekeningen bij plaatsen nu meningsverschillen onze relaties steeds meer beginnen te domineren?

De eerste uitdrukking lijkt vooral betrekking te hebben op praktische zaken. Immers, wie rijdt mij eerder naar de dokter of brengt mij dat pannetje soep als ik ziek ben: de goede buur of de vriend die honderd kilometer verderop woont? Bij het tweede gezegde kan het – behalve over praktische zaken – ook over andere dingen gaan. Ja, eigenlijk over alles.  Globaal gaat het hier om de vraag wie er naast je blijft staan als het in het leven moeilijk wordt. Oftewel met wie je geestelijk en praktisch verbonden blijft,  ook onder minder rooskleurige omstandigheden. Dit geldt zowel voor een geval van individuele nood als voor de situatie waarin je nood deelt met (vele) lotgenoten.

Wat is vriendschap eigenlijk? Wat zijn vrienden? De herkomst van het woord is interessant. In de vroege middeleeuwen was de betekenis van vriend onder andere: bloedverwant, minnaar, beminde. Een vriend is hij die liefheeft. Grote woorden die betrekkelijk kunnen blijken wanneer we onszelf in alle eerlijkheid onderzoeken op onze gevoelens jegens hen die we ‘onze vrienden’ noemen. Vaak spreken we over ‘een vriend of vriendin’ als het een vage kennis betreft. En wat te denken van de zogenaamde allemansvriend, hij of zij die met de hele wereld bevriend is of dat zou kunnen zijn?

De vraag is of vriendschap altijd moet draaien om diepe gevoelens. Over deze kwestie hebben filosofen van alle tijden zich heen gebogen. In de Oudheid formuleerde Aristoteles drie intenties die kunnen spelen bij vriendschap:  1.vriendschap louter voor de gezelligheid, 2. vriendschap voor het nut en 3. de meest nobele ‘ware of derde’ vriendschap waarin het werkelijk om de ander draait  (maar waarin  volgens Aristoteles de twee eerste ook  best een rol kunnen spelen). In de laatste vriendschap haal je het beste in elkaar naar boven en wil je het goede voor de ander. Hoe een vriendschap ook gekleurd is, misschien is het goed om te stellen dat alle soorten vriendschap hun waarde hebben.  
Essentieel in vriendschap is wederkerigheid, in praktijk en behoefte, plus  het feit dat er iets wordt gedeeld.  Dat ‘iets’ kan variëren van een gemeenschappelijke hobby, levensvisie of geschiedenis.  De uitwisseling van intieme zielenroerselen tussen vrienden bestaat pas sinds het tijdperk van de Romantiek en werd tot voor kort vooral als iets vrouwelijks gezien.

Vriendschap is een niet geformaliseerde verbinding, dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld het huwelijk. Dit betekent vrijheid, maar ook kwetsbaarheid. Vanuit een positieve motivatie moet vriendschap wederzijds onderhouden worden.  Maar de balans in behoeften kan uit evenwicht raken en iemand kan zomaar ‘ de vriendschap opzeggen’, zich terugtrekken, de ander laten zitten, zonder daar een duidelijke reden voor aan te geven. Dit kan leiden tot grote pijn of diep verdriet. De gedupeerde mist in dat geval de steun van een omgeving zoals deze zich doorgaans wel na een formele scheiding aandient.

Beleefde vriendschap decennialang een sterke bloei onder andere door losser wordende familieverbanden, de laatste jaren lijkt er iets te veranderen. Het zwaartepunt van emotionele geborgenheid lijkt in toenemende terug te keren naar de bakermat: the good old family. Onder druk van ontwikkelingen en spanning in de wereld is deze beweging naar binnen zowel begrijpelijk als betreurenswaardig. Betreurenswaardig omdat families zonder vitale vriendschapsrelaties daarbuiten minder zuurstof krijgen, maar ook omdat het juist in deze tijd van groot belang is dat we de kunst van vriendschap blijven beoefenen en bovenal ontwikkelen –  dwars door de netelige coronakwesties heen. Immers: hoe  komt  het dat een verschil in standpunt opeens een verbinding  kan vernietigen, wat zegt het over de betreffende vriendschap en  over onze omgang met vriendschap in het algemeen?

Reflectie op wat vriendschap voor je betekent en op de zorg die je aan je persoonlijke vriendschappen besteedt, vormt een belangrijke, zo niet onmisbare bouwsteen in je leven en een bijdrage aan de toekomst in het algemeen.

Eenvoud

Wat is je eerste gedachte, gevoel  of beeld bij het woord ‘eenvoud?’ De vraag is een aardige binnenkomer op het terrein dat bij sommigen gemengde gevoelens oproept, op anderen juist grote aantrekkingskracht uitoefent.  Waar zitten we precies bij dit woord, dit begrip?  Denk je aan tiny houses, monniken, lager ontwikkelde mensen of misschien wel aan een oude  Lada met een dashboard  waarop niets maar dan ook niets overbodigs op staat?  

Wat is eenvoud eigenlijk? Wat betekent het? Zoals dikwijls geeft de oorsprong van een woord belangwekkende informatie. Eenvoud wilde in de middeleeuwen zeggen: éénmaal gevouwen ( voud komt van vouwen) . Dus letterlijk iets uit één stuk, iets geconcentreerds, maar ook iets ongekunstelds, iets ondubbelzinnigs;  iets zonder dubbele agenda  zou je kunnen zeggen.  Aardig is dat het woordenboek van Van Dale in de eerste plaats negatieve omschrijvingen van het woord  geeft: iets wat niet of weinig samengesteld/ingewikkeld  is  ; de afwezigheid van pracht, praal of bijbedoelingen.  Kennelijk moet je bij eenvoud beginnen bij wat er niet is.
Eenvoud gaat over essenties.  Over datgene wat nodig is om bij de kern van zaken, problemen of van jezelf en je leven uit te komen, maar tegelijk ook over alles wat je daarvan afhoudt, afhouden kán. Over wat niet strikt nodig is dus. 

Direct voorbij de grens van het nodige lonken  de fraaie landschappen van het overbodige. Maar al te graag verzeilen we daar en laten toe dat ruis en ballast ons het zicht op de kern ontnemen. Dikke kans dat buiten de eenvoud de mist begint.  Het gaat hier over werkelijk alles wat in je leven speelt. Zelfs over je denken en je spreken. Over je omgang met sociale contacten. Over je activiteit op internet.
In de moderne tijd is veel eenvoud verloren gegaan. Door de technologie maar ook de bureaucratie  zijn veel dingen ingewikkeld geworden en moeilijk tot een kern terug te brengen. We zijn gewend geraakt aan een teveel van alles, gewend geraakt om dingen ingewikkeld te voelen, te zien maar ook te maken. Dit geldt ook voor ons persoonlijke leven.
Veel problemen waar we tegenaan lopen zijn ingesponnen in niet ter zake doende gedachten, angsten, piekerijen, vooruitlopende veronderstellingen of foutieve gedachten over anderen. Ze verhinderen de blik op de kern van de zaak: waar gaat het hier nou écht om? Wat moet of kan hier gebeuren? Even afstand nemen, de geest verzetten, maar ook meditatie helpen om je situatie of vraagstelling te ontdoen van ruis.
Hetzelfde geldt voor moeilijke keuzes. Eenvoud toepassen vertaalt zich hier in de vraag: wat sluit wezenlijk aan bij mijn ontwikkeling? Mijn diepste wens? Ook hier loont het zich de moeite om eerst te proberen onnodige en oneigenlijke  afwegingen als zodanig  te ontmaskeren.

Tot eenvoud besluiten betekent een geweldig  avontuur dat zowel spannend als bevrijdend is. Bevrijdend omdat je niet alleen  leert onderscheiden wat storend is en je afleidt van wezenlijke zaken, maar vooral ook omdat je die dingen ter zijde mag laten en er niet serieus op in hoeft te gaan.  Het betekent dat er meer ruimte ontstaat. Lucht! Eenvoud is spannend omdat zij in elke situatie, op elk moment toepasbaar is. Als richtlijn, als wegwijzer – met onmiddellijk merkbaar resultaat. 

Een vraag die kan rijzen bij eenvoud is of zij de zeer ingewikkelde en complexe werkelijkheid – waarin alles immers met alles is verweven  – niet te kort doet. Snij je immers  iets wat ‘eenmaal gevouwen is’ niet af van een omgeving, zeg maar van het grotere geheel, wanneer je het bij de kern wilt houden, dus bijkomstige  aspecten of aanwaaiende gedachten opzij schuift? Hierover  kan enige verwarring ontstaan.  Er bestaat echter een verschil  tussen de grote werkelijkheid met een hoofdletter  waarin alles met alles samenhangt en die uit haar aard ingewikkeld is en aan de andere kant de eenvoud die niet nodeloos ingewikkeld is.  Dat is heel wat anders.  Anders gezegd: sommige situaties in het leven zijn echt ingewikkeld. Andere zijn het nodeloos – en dus tot een kern terug te brengen door toepassing van de eenvoud.
De eenvoud, die altijd helder is, kan prima functioneren binnen de complexe werkelijkheid en daar vaak zorgen voor een betere doorstroming van energie en een vruchtbaarder dynamiek.

Eenvoud is een keuze. Een levenshouding. Een visie. Je kunt je er op eigen kracht in trainen, vierentwintig uur per dag, een leven lang . Het is ook léuk. Check bijvoorbeeld regelmatig eens of je iets  niet  ingewikkelder maakt dan nodig.  Of leg gesprekken eens langs de lat van de eenvoud en voel je gesterkt om bepaalde situaties vriendelijk uit de weg te gaan. Zeg bepaalde dingen die nergens toe dienen gewoon eens níet. Leven met eenvoud als criterium  kan helpen je denken zuiverder te richten en bepaalde knopen gemakkelijker te ontwarren of door te hakken.  Last but not least helpt het je om dat ene kledingstuk toch maar niet te kopen (je hébt al iets dergelijks  in je kast hangen…). En daarmee zijn we bij het milieu beland.
Op het gebied van de levensstijl liggen belangrijke keuzes.  Maar het gaat hier niet alleen over kopen. Het gaat over consumptie op alle mogelijke gebied.  Op een dieper niveau om de vraag hoe we omgaan met onze behoeftes en hoe we deze in stand houden. Hebberigheid, alles willen, maar ook alles willen meemaken, niets willen missen etc. betekent dat we niet in eenvoud leven.

Eenvoud:  spannender en fijner dan je denkt! Neem het ‘niet meer dan nodig’ of ‘kan ik zonder?’ als een stem mee in jezelf en je zult verbaasd staan over de effecten…  

Problemen

Wat is een probleem? Volgens het woordenboek van Van Dale heeft het woord twee hoofdbetekenissen. In de eerste plaats is het een gesteld vraagstuk, een werkstuk. Iets wat ter discussie staat. Daarnaast betekent het een moeilijke, verdrietige omstandigheid. Concreet vragen we aan een ander of in een bepaalde situatie : ‘wat is het probleem?’
Problemen kunnen van individuele, sociale, materiële  of algemene aard zijn. Een voorbeeld van het laatste is de actuele politieke situatie in ons land.

Bij de meeste problemen die we kennen is het handig om de twee bovengenoemde betekenissen te onderscheiden. Om te beginnen is er dus een zaak  waaraan gewerkt moet worden , iets wat de aandacht vraagt. Tot zover is de toon neutraal. De tweede betekenis geeft aan dat de betreffende  zaak –  in verschillende gradaties – moeilijk kan zijn. Hier wordt het al emotioneler.  Nog sterker is dat het geval bij een verdrietig probleem. Niet alle problemen zijn echter verdrietig : denk aan een technisch probleem dat moet worden opgelost.  Zo’n probleem van materiële aard kan best heel moeilijk zijn maar  vraagt in de eerste plaats om studie, vindingrijkheid  en tijd.

Bij ieder probleem dat zich voordoet kan je een paar belangrijke vragen stellen.
Moet het wel opgelost worden? (Moet verdriet bij rouw bijvoorbeeld wel verdwijnen en moet dat ook nog eens binnen een bepaalde tijd?) Kan het opgelost worden? Voorbeeld: onze onzekerheid omtrent  de aard en bedoeling van deze planeet.  Sommige problemen moeten al of niet tijdelijk worden doorstaan om tot oplossingen op andere terreinen te komen.
De interessantste vraag bij veel problemen is echter die naar de wil. Hoe sterk is in een bepaalde situatie de wil van betrokkenen om diep in een kwestie te duiken (eerste betekenis) met het doel om iets wat hindert, verdrietig is of zelfs de levensstroom blokkeert uit de weg te ruimen –  voor zover dat natuurlijk kan?
Belangen, overtuigingen, onbewuste emoties, geestelijke gemakzucht en heel veel ruis van allerlei aard kunnen ervoor zorgen dat we in sommige problemen blijven hangen. Niet omdat ervoor geen oplossing mogelijk is maar omdat we onvoldoende wilskracht genereren – individueel of collectief. (In hoeverre het huidige formatieprobleem in ons land in deze categorie valt, laten we hier maar even buiten beschouwing.)

Als de wil inzake oplosbare problemen ontbreekt, zal er zonder al te veel klagen moeten worden geleefd met de situatie. Waar voldoende wil wel bestaat – en deze gaat samenvallen  met intentie – wordt het spannend. Immers hoe groot en sterk is ons probleemoplossend vermogen? Dit vermogen kan worden getraind en gedijt onder bepaalde basisvoorwaarden: 1. Een zekere emotionele rust en helderheid, 2. Kennis van zaken en omstandigheden en 3. Het bewustzijn dat er plaats moet worden gemaakt. Ikkigheid zal moeten inschikken voor iets dynamisch dat uit zichzelf een werking heeft;  voor een resultaat dat uit meer bestaat dan de som der delen.  Oplossingen moeten namelijk de ruimte krijgen om te kunnen ontstáán.

Het mag duidelijk zijn dat tussen het al of niet moeten, kunnen of willen oplossen van problemen gemakkelijk een spanningsveld kan groeien. Dit kan aanvoelen als een machteloos makende en  onontwarbare knoop. (Het eindeloos trekken aan problemen die niet kunnen worden opgelost, of althans niet op dit moment, kunnen leiden tot ernstige depressie, burn-out etc.)
Bezinning  op wat in specifieke situaties nou eigenlijk de status van de vraagstelling is en hoe het zit met  de wenselijkheid of mogelijkheid om een oplossing te vinden, kan veel verduidelijken.  Zeer waarschijnlijk schept het lucht en maakt het energie vrij om op constructieve wijze  verder te kunnen gaan.

Herstellen

Als deze zomer íets duidelijk maakt, is het wel dat wij er nog  niet zijn met corona. Met de uiterlijke omstandigheden. Met de wisselende maatregelen en onze mening daarover.  Onze emoties. We bevinden ons in een situatie die rust en overzicht mist. Als individu hebben we niet alleen te maken met feitelijke voorschriften en onze worsteling daarmee, maar ook met een dikwijls moeizame en soms zelfs   tumultueuze verstandhouding met onze medemens.  Meer dan ooit wordt onze tolerantie op de proef gesteld.  Andersdenken is niet meer wat het was. Verbinding, solidariteit en inlevingsvermogen stranden maar al te vaak op irritatie: een verschil van inzicht in wat nodig is.
Ieder voor zich en God voor ons allen, zo luidde het in een zeker verleden. De kreet kan vandaag de dag weer worden opgepoetst. Want als individu worden we constant in beslag   genomen  door  de persoonlijke zoektocht naar de manier waarop we de crisis kunnen overleven.  Voor iedereen voelt en is dat anders! Hoe kunnen we nog toe naar een vorm van gemeenschappelijkheid?

Herstellen is een woord dat we vooral gebruiken bij ziekte. Het betekent beter worden nadat er iets scheef ging, malaise veroorzaakte, de verkeerde kant opging. Het betekent niet dat een lichamelijk of geestelijk systeem in de oude staat terugkeert – dat is sowieso onmogelijk – het betekent dat iets wordt veranderd of toegevoegd zodat een nieuwe balans ontstaat die functioneren mogelijk maakt.   Het voorgespiegelde en vurig gewenste  ‘terug  naar normaal’ vanuit de coronacrisis is nog niet gekomen. Geen wonder. Al is de kreet begrijpelijk,  het is een slordig misverstand dat dit ook maar op enig moment  gaat gebeuren.  In de voorstelling wordt namelijk een cruciale fase overgeslagen: die van herstel.
Herstel vraagt om tijd.  Het vraagt om een herschikking van delen en elementen. Om de toevoeging van iets. Ook in het geval van ons te boven komen van corona zal een reconstructie moeten plaatsvinden – op persoonlijk én collectief vlak. Zolang we niet beseffen dat daarbij zowel geduld als een actieve geestelijke houding nodig is, zal het modderen blijven.

De maatschappelijke discussies en onenigheid kennen we zo langzamerhand wel. De media herkauwen ze tot in den treure. Je wordt er soms niet goed van. Maar hoe zit het bij onszelf? In onze psychologie? Energiehuishouding? Om meerdere redenen lijken we onszelf deze zomer meer tegen te komen dan ons lief is. Alleen al door bij jezelf na te gaan waar je zin in hebt (of niet), waar je fut voor kan opbrengen (of niet), hoe vaak je denkt ‘laat maar’…  kan je erachter komen hoe het met je is gesteld.  Is het raar? Waren we eerst genoodzaakt om afstand te doen van zo heel veel dingen waar we kracht en vreugde uit putten – en hebben we die aanpassing min of meer succesvol uitgevoerd  – , moeten we nu weer uit  dat systeem terugkomen.  Een systeem dat de koers van onze energie verlegd heeft en ons brein en onze zinnen heeft  aangetast.
Daar komt nog iets bij wat het persoonlijk herstel ingewikkeld maakt. De uitnodiging om onze coronacocon te verlaten is niet zonder haken en ogen. Immers, op welke werkelijkheid  kunnen we ons richten?   Waar moeten we ons op afstemmen,  waar kunnen we op rekenen?  We hebben geen idee of iets zal duren of wellicht binnen de kortste keren opnieuw onder onze handen zal afbreken.  Dus waarvoor je inzet? Voorlopig lijkt de buitenwereld drijfzand, een gebied waarin je je niet zomaar in vol vertrouwen begeeft. Dit heeft gevolgen voor het vlammetje van je levensvuur.  Voor de vraag in zijn algemeenheid: heb je er zin in?
Wat helpt is dingen doen die binnen je bereik liggen, dingen waarbij je zelf het overzicht hebt en de regie in eigen hand kunt houden.  Velen doet dit al sinds de crisis uitbrak. Maar een bewustzijn van het feit dat we herstellende zijn kan hier  wel iets aan toevoegen:  het besef dat we in een overgangsfase verkeren en dat alles momenteel een zekere voorlopigheid heeft. Herstellen is op weg zijn naar een andere manier van zijn. Op weg naar een beter leven.

Naast persoonlijk herstel vraagt collectief herstel om aandacht. Komen we daar wel aan toe of zijn we voortdurend  te druk met onszelf ? Herstel van de gemeenschap lijkt een ingewikkelde kwestie te zijn geworden die vraagt om een grondige en ernstige bezinning. Fundamentele vragen dienen zich aan. Immers hoezo herstel? Was de gemeenschap vóór corona dan wél gezond? Wat zijn – los van corona – de mogelijk andere factoren die ons in deze tijd uiteendrijven?  Wat kunnen we zelf doen op dit gebied?
Om te komen tot herstel van de gemeenschap zullen we moeten beginnen met verlangen. 
Want missen we niet iets in deze tijd? In de ruzies rond corona en hoe je je daartoe verhouden moet, in het uitzichtsloze gekibbel in de media en op tv? Zou het niet wat   beter kunnen onder en met elkaar?

Herstellen gaat niet zomaar. Met het verlangen naar beter en de wil om anders te gaan kijken en denken begint het pas. Herschikken en toevoegen. Tijd nemen. Geduld.  Wakker zijn en bereid om energie en behoeften  – inderdaad – anders te gaan richten. Want moeten
we uiteindelijk ook niet van een heel andere ziekte herstellen, namelijk die van het gemis aan saamhorigheid? Een besef dat door de situatie rond corona alleen maar duidelijker wordt.