Spreekruimte

Er was eens een tijd dat we vonden dat je alles moest kunnen zeggen. Ik ben oké, jij bent oké! Maak van je hart geen moordkuil! Gedachten mochten worden uitgesproken, waaierden prettig en soms stormachtig vrijuit.  Mensen konden wel tegen een stootje. Er was humor, gewaagde humor, scherpzinnigheid alom. Maar tegelijk was er een enorme souplesse.  In de openbare ruimte heerste een algemeen, ongeschreven  begrip voor de kronkels van de geest. Van ieders geest. Toelaatbaarheid. Openheid voor wat spontaan naar boven kwam en zich uitte. Hoe gek je het maar bedenken kan: zeg het. Het kon. Het mocht. Vertrouwen in verandering, ontwikkeling en bevrijding van wat te lang verstikt was  geweest onder de deken van een strenge moraal vormde het draagvlak voor een buitengewoon levendige uitwisseling.

Tussen deze tijd – nog niet eens zo heel lang geleden, we hebben het over de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw – en de sfeer die tegenwoordig heerst ligt een wereld van  verschil.  De communicatie van toen is  ondenkbaar geworden. De ruimte van vrijuit spreken ging stukje bij beetje dicht en dit proces is nog altijd gaande.  Humor en verdraagzaamheid (onafscheidelijk, deze twee?) hebben plaats gemaakt voor intolerantie en een grimmigheid die  bizarre vormen heeft aangenomen. We vechten elkaar de tent uit in een bewustzijnsvernauwing die haar weerga niet kent. Ik ben oké, maar jij bent helemaal niet oké! 

Waar bleef onze bereidheid de ander de ruimte te geven? Het heeft weinig zin om steeds weer naar de sociale media te wijzen. Deze vormen alleen maar een uitvergroting van wat ook in het fysieke leven bestaat. De feiten liggen er – droevig maar waar: we hebben ons vastgedraaid in ‘nieuwe’, schadelijke gewoontes. Intussen gaat het menigeen in psychisch opzicht slecht. En hiervan (alweer) moeten we zeker niet alleen corona de schuld geven! Het gaat om kennis, bewustzijn en cultuur.  Om een collectieve intentie. Waar zijn we mee bezig? Is dit nog leuk? Angst, bedreiging, onderdrukking. Wat voor lol geeft het om angstaanjagend te zijn in woord of daad, hoe bouw je op die manier aan iets, whatever?

Om de ziekte te verdrijven en aansluiting te vinden bij de betere tijden die er zijn geweest zouden we misschien heel praktisch kunnen beginnen.  We zouden vrijplaatsen kunnen inrichten (hokjes bouwen?), waar je al of niet in het bijzijn van een zwijgende wijze even alles mag zeggen wat in je opkomt, wat je denkt. Om de geest te luchten. Van je hart geen moordkuil te hoeven maken. Want eerlijk is eerlijk:  betekent het ware uit de kast komen voor ieder mens niet dat hij of zij eens helemaal zichzelf mag laten zien?