Balans

De oudste betekenis van het woord balans is weegschaal en komt van het Franse ‘balance’. In de eerste dagen van het nieuwe jaar maken winkels en bedrijven de balans op.  Hoe staan de zaken ervoor, wat is de voorraad die bleef liggen, hoe gaan we verder? De bezigheid heeft te maken met wegen, afwegen. Meer concreet: nog niet eens zo heel lang geleden werden producten die je op de markt of bij een kruidenier kocht op een fysieke weegschaal gelegd: een apparaat met gewichten en twee bakjes waarmee de verkoper het gewicht van je aankoop kon bepalen. Op sommige plekken en in veel landen  in de wereld gebeurt dat altijd nog zo.   
Aardig is dat de Fransen in het zelfstandig naamwoord ‘balançoire’ (wip of schommel) de verbinding met het weegaspect hebben vastgehouden:  in het Nederlands zijn weegschaal en schommel twee verschillende dingen. Maar het werkwoord balanceren verenigt de betekenissen wel en dat is interessant.  

Stel je voor een kampioenschap turnen waarin (meestal) meisjes zich manifesteren op de evenwichtsbalk. Op zeer smal oppervlak halen ze halsbrekende toeren uit, maken salto’s, een handstand of sprongetjes op één been. In de beweging van de zijwaarts gerichte armen is  de mate van rust of onbalans te zien: wanneer het lichaam flink begint te wiebelen wordt door een of beide armen bijgestuurd. Soms moet aan de ene kant, dan weer aan de andere kant iets worden gedaan of toegevoegd om het evenwicht te bewaren.  De aanblik van een prestatie op dit niveau is niet alleen indrukwekkend. Zij is ontzettend interessant omdat je hier letterlijk uitgebeeld ziet wat balanceren en balans betekenen en hoe ze met elkaar verstrengeld zijn.

Als je het beeld even vasthoudt en je voorstelt op welke manier zo’n turnster te werk gaat is het niet moeilijk om te achterhalen wat de sleutel voor haar kunststuk  is. Zij zal volledig gericht zijn op zowel de innerlijke waarneming van al haar fysieke reacties – ook de meest subtiele  – als op het uitsluiten van welke zintuiglijke en mentale afleiding dan ook. Geen onverwachts geluid (schreeuw of klap), maar ook geen enkele niet ter zake doende  gedachte (gaat het wel goed? zou die en die ook op de tribune zitten?) mag haar actie verstoren. Want dan zou ze verloren zijn. Waar je naar kijkt is niet meer en niet minder een vorm van opperste concentratie. Hoe deze werkt en wat je ermee bereikt.

De overstap van fysiek naar psychisch – voor jou, voor mij, voor iedereen – is niet moeilijk te maken. Hoe dikwijls worstelen we niet met onze balans? Hoe gauw raken we niet uit ons evenwicht? Dikwijls worden we immers heen en weer geslingerd tussen zaken. En moet er worden bijgestuurd.  Want het is niet de bedoeling dat we vallen. De hamvraag is : hoe staande te blijven op het smalle koord  waarop ons bestaan is gebaseerd? Eigenlijk is een belangrijk deel van het antwoord al in het bovenstaande gegeven. Contact met wat er zich in je lichaam afspeelt, naar binnen gerichtheid dus. Daarnaast de wil tot filteren. Het laatste komt neer op het voornemen om nee te zeggen tegen onnodige afleiding van buiten én op een bepaalde discipline jegens jezelf en de gedachten die je binnenlaat of koestert.

In het licht van de evenwichtstoeren die het leven op ieder moment van ons vraagt, kan op dat filteren nog wel wat dieper worden ingegaan. Anders dan de turnster op de evenwichtsbalk kunnen en hoeven wij ons zintuiglijk natuurlijk niet voor álles af te sluiten. Het gaat om wat onnodig en vooral schadelijk voor ons is. Zo gesteld kan het duidelijk zijn dat de huidige tijd  geen gemakkelijke opdracht in zich bergt. Ga er maar aan staan.  Sociale media (met het recente ‘gossip girl’ als dieptepunt), maar ook de media en het politiek bedrijf produceren in toenemende mate een input waarvan we ernstig moeten overwegen of we deze wel in die mate tot ons willen nemen.  Veel ruis en een overmatige aandacht voor negativiteit.  In hoeverre kunnen we ons daaraan onttrekken?
Voor zover dat niet kan, zullen we moeten compenseren. Manieren moeten vinden om rommel die binnenglipt kwijt te raken en tegelijk te bouwen aan positieve dingen, oftewel te werken aan balans.  Van Dale’s woordenboek omschrijft balans in technische zin als: ‘toevoeging van andere massa om het zwaartepunt van een constructie op een bepaalde plaats te brengen in verband met gewenst evenwicht bij beweging’.  Kan het aanschouwelijker gezegd?

Net als voor de turnster op de evenwichtsbalk is het voor ieder mens van cruciaal belang om  goede feeling te houden met wat er in zijn of haar lichaam gebeurt. Daarbij te waken over wat er in het hoofd opkomt. Angst en  afbrekende gedachten zijn niet zonder gevaar. Ze kunnen je ernstig van de wijs brengen.  Je ding doen en daarbij in je concentratie blijven. Moeilijker en makkelijker is het niet.
Zorg dragen voor balans is voorwaarde van leven.  

Strand

Stranden – overal ter wereld – zijn hot. In de vakantie trekken ontelbaar veel mensen naar zee. Zandstrand is het populairst, zeker wanneer er kleine kinderen  in het spel zijn.  Maar ook rotskusten met stroken kiezelstrand of minieme stukjes zand mogen zich verheugen in de liefde van menigeen die uit is op meer dan een verre horizont. Grilligheid en woestheid in combinatie met romantische plekjes waar geborgenheid en privacy vindbaar zijn vormen voor sommigen  een spannend geheel.  Aantrekkelijk daarbij is het feit dat aanstromend of aanstormend water zich op rotsen en in kleine baaien verrassender gedraagt dan wanneer het in voorspelbare golven op een zandstrand belandt.
Gebieden  waar land en water elkaar raken ademen frisse lucht en een bijzondere sfeer. Ze oefenen een magische aantrekkingskracht uit op ons aardbewoners.

Behalve voor vakantiegangers is de kust van oudsher belangrijk voor vissers, zeilers en scheepvaartlieden – kortom voor lieden en beroepen waarbij we ons tegenwoordig automatisch een haven denken. Niet altijd en overal is of was dit vanzelfsprekend:  de tijd dat vissersschepen op het strand werden getrokken heeft ook in Nederland bestaan zoals te zien is op oude schilderijen. Met de opkomst van het moderne massatoerisme vanaf het einde van de negentiende eeuw heeft zich in geÏndustrialiseerde landen aan de stranden gaandeweg een scheiding voltrokken tussen noodzaak en lol.  Maar nog altijd kan het je in Zuid-Europese landen of elders  in de wereld gebeuren dat vissers hun vangst direct van zee op een strandvuurtje verwarmen en jou uitnodigen aan de dis!   

Ons land met zijn uitgestrekte zandstranden en dikwijls grillige weer kent verschijnselen die typisch Nederlands zijn. Daar zijn bijvoorbeeld dagelijks de enorme verschillen in strandoppervlak, oftewel het terugkerende ritme van eb en vloed. Dit is niet alleen belangrijk voor de ruimte die je als badgast kunt innemen en daarmee voor je privacy , maar ook voor de mate van risico waarmee je in zee kunt zwemmen . Wanneer het water zich terugtrekt kan een gevaarlijke trek ontstaan. Kennis omtrent muien en zandbanken is dan ook meer dan nuttig  voor een optimaal strandbezoek.
Opmerkelijk bij deze omstandigheden is dat strandwachten bij ons minder vanzelfsprekend zijn dan in sommige andere landen. Maar bij onheil staat altijd de Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij paraat. Zo ook bij hevige stormen. In alle gevallen blijft  de vraag naar eb of vloed van belang. Op  internet staan de tabellen van de lokaal steeds wisselende getijden. Voor de liefhebbers: eb geeft meer concrete mogelijkheden (privacy  en speelruimte voor een ieder, fietsen langs het strand , strandzesdaagse, schelpen zoeken, jutten etc) , terwijl vloed de kracht van de zee doet voelen en daarmee iets van het  onzichtbare  mysterie aan de rand waarvan wij ons bevinden. Vloed is spannend: hoever zal het water komen? Kunnen we ons plekje droog houden of moeten we ijlings verhuizen met onze handdoek, koelbox, windscherm en de hele rataplan?

Een prangende vraag die zich meer en meer aandient in deze tijd luidt: van wie is het strand eigenlijk? Dat de vaste grond is ingedeeld in duidelijk afgebakende en begrensde stukken land weten we wel. Dat ook de zee dat is – denk aan de term  ‘territoriale wateren’ – is minder bekend,  ondanks de aanwezigheid van olieplatforms  en windmolenparken die toch afbreuk doen aan het idee van ‘oneindige zee’: een illusie die voor ons heel belangrijk is. Maar het strand, dat smalle, bijzondere overgangsgebied?
Strandtoerisme in zo’n massale vorm als wij die tegenwoordig kennen is betrekkelijk nieuw. De prijzen om zomers een verblijfplek te vinden ergens in de buurt van zee zijn de laatste decennia navenant gestegen. Daarbij is parkeren bij het strand onvermijdelijk geworden en toenemend duur. Ook hier lijkt dus de tweedeling rijk versus arm de mogelijkheden te gaan overheersen. Maar ook die tussen gezond en minder perfect gezond, immers niet iedereen is zo mobiel dat hij of zij op een andere manier dan met de auto het strand kan bereiken!  Hier komt nog eens een verschijnsel bij dat momentreel in Zuid-Europa sterk de kop opsteekt, te weten  de volstrekte in beslagneming van het strand door de commercie. Verhuurders van parasols en strandstoelen bezetten alle ruimte.
Het lijkt erop dat het strand – zeker in westerse streken – steeds minder inclusief wordt en dat diversiteit er uit beeld verdwijnt.   

Laten we proberen het strand hoog te houden.  De magische grens te bewaken in haar toegankelijkheid en heilzame werking voor allen en iedereen. Laat het wie dan ook  vergund zijn een strand naar behoefte te vinden,  zich daar een fijne plek te maken, voor een dag, een uur, een ogenblik –  
Want verdient niet iedereen wezenlijk contact met de glinsterende zee: spiegel van onze verre, mooiste dromen?  

Jeugd en politiek

Na de val van het kabinet is er in Nederland nieuwe ruimte ontstaan.  Velen hebben ernaar gesnakt. In de ‘oude’ politiek sleepten problemen zich voort of werden voortdurend ernstiger en onoverzichtelijker – althans voor zover de burger dat uit eigen ervaring of via de media heeft kunnen waarnemen.  Een situatie die tot op heden duurt.
Voor menigeen ontstond met name na de doorstart van Rutte IV een lamlendige sfeer. Niet bepaald een gunstige omstandigheid om het nieuws met hoopvolle interesse te volgen. ‘O ja, hebben we dát weer’ of ‘ nu weet ik het wel’ zullen nog wel de minste verzuchtingen zijn geweest. Bij steeds meer burgers werd woede of regelrechte afkeer van de politiek gewekt.

Algemene noemer van de ontwikkelingen is een gevoel van machteloosheid.  Deze komt  bij iedereen op andere wijze tot uiting. Sommigen nemen het recht in eigen hand en proberen in privésfeer –  ook in collectieve vorm – te repareren of corrigeren wat de overheid verwaarloost of verknalt. (Niet zelden komt men  dan weer de slagboom tegen van vervelende regeltjes of verboden, maar dit terzijde).  Frustratie groeit alom, een spanning die zich niet zelden een uitweg zoekt via agressie of depressie. Voor de democratie betekent het besluit van individuen om niet meer te gaan stemmen een absoluut dieptepunt. Het is het ultieme signaal dat er iets niet goed loopt. Dat de politiek te weinig leeft.   

Nu veel vooraanstaande politici die al lang meedraaiden vrijwel direct na de val van het kabinet het veld ruimen, is er bij een aantal burgers hoop ontstaan. Nieuwe geluiden klinken. In de media verdringen zich de voorstellen ter betering van de politieke praktijk en de procedure bij de verkiezingen en de formatie.  Maar tamelijk nieuw  is de toenemende roep om de jeugd veel meer bij de politiek te betrekken.  We horen:  laat jongeren veel meer meebeslissen! Luister naar hen!  De toekomst is toch aan hen ?
Hier is geen speld tussen te krijgen. Na het verlagen van de stemgerechtigde leeftijd van 21 naar 18 in 1972 valt er blijkbaar meer te zeggen. Meer te denken en te doen. (Waarbij wel bedacht moet worden dat iedereen – dus ook jongeren onder de 18 – met zijn of haar gedrag sowieso invloed uitoefent op de omgeving en de toekomst!)

Met de razendsnelle ontwikkelingen op technologisch gebied en de dreigende klimaatwolken is het goed om na te denken over de rol van de jeugd in de politiek. Zeker nu – in Nederland althans –  nieuwe mogelijkheden lijken te ontstaan. Dat de jeugd zelf roept om meer inbreng is dan ook legitiem.  Echter! Hier dringen zich meteen enkele urgente zaken op.  
Het mag bekend zijn dat jongeren over het algemeen geen ‘ouderwetse’ televisie meer kijken, noch reguliere kranten lezen. Dit ongeacht hun milieu of ontwikkeling. Hoogstwaarschijnlijk volgen velen online het nieuws met enige regelmaat of in grote lijnen. Sommigen lezen achtergrondartikelen op meer diepgaande websites etc. Het is niet gezegd dat de jeugd niet op de hoogte is, maar het gaat om de manier waarop zij deelneemt en zich informeert.
Voor politiek moet je tot op zekere hoogte in het domein van de algemeenheid treden, van de publieke sfeer. Dit betekent dat er bereidheid moet zijn om verbinding te zoeken met de hele samenleving. Zin om je in alle gelederen te verdiepen.  Bij ‘jongeren in de politiek’ of zelfs ‘jongeren én politiek’  past dan ook nauwelijks een houding  die de rug toekeert naar de reguliere media. (En evenmin past de kortzichtige wegzetting van een hele generatie ouderen die  het fout zou hebben gedaan en hen in de weg zit, maar dit terzijde).

Meer stem van de jeugd in de politiek? Nuttig of zelfs noodzakelijk: graag!  Maar dan wel onder voorwaarden van twee kanten. Om de publieke arena te kunnen betreden, zullen jongeren bepaalde gewoontes moeten heroverwegen. Voor een deel uit hun bubbel moeten komen. Daartegenover zal van de andere kant een grootschalige reparatie in het onderwijs moeten plaatsvinden. Want eerlijk is eerlijk. Om de wereld goed te kunnen organiseren is veel meer kennis nodig dan dat er de laatste decennia aan de jeugd is aangeboden. Op het punt van (politieke) geschiedenis, filosofie, maatschappijleer en kunst van het debatteren valt dan ook een enorme inhaalslag te maken. De tijd daarvoor dringt.

De ruimte die  na de val van het kabinet is ontstaan valt samen met de zomer.  Dat kan als een vacuüm aanvoelen. Maar het betekent  ook een extra kans, want hoeveel nieuwe inzichten ontstaan er immers niet in zomerse omstandigheden of tijdens vakanties?  Dat gebeurt dikwijls bij jezelf, in kleine kring. Laten we hopen dat het huidige momentum ook nieuw elan , een nieuwe wind en een verruimde blik voortbrengt bij allen die politiek (willen) bedrijven. Uiteindelijk dus ook bij onszelf.   

Verhalen

Wat opvalt in de openbare ruimte is dat er weinig life met onbekenden wordt gecommuniceerd. Iedereen is gebiologeerd door zijn of haar telefoontje.  Wie bijvoorbeeld regelmatig met de trein reist en oog krijgt voor het verschijnsel, zal zich realiseren hoeveel kansen op contact worden gemist.  Een visuele zaak in eerste instantie. We kijken namelijk niet meer om ons heen en dus ook niet meer naar elkaar. Daarmee begint het. Spontane  uitwisseling komt natuurlijk best eens voor, maar is behoorlijk zeldzaam.

We horen  weinig van elkaars verhalen.  Hebben er geen ruimte voor. Of geen geduld. Geen tijd. We hebben genoeg aan onszelf in relatie tot ons online bestaan. Alles lijkt  interessanter, urgenter of nuttiger dan de passant die in onze ooghoek voorbijschuift. Of die we meestal niet eens meer zien.  Intussen raken we collectief gestrest.  En weten sommige jongeren  niet goed meer hoe je dat doet: fysiek communiceren.  

In het nog niet zo heel verre verleden hoorde je veel over zogenaamde flashmobs. Gebeurtenissen waarbij een groepje mensen midden op straat opeens een door hen voorbereide act uitvoert waardoor ogenblikken van verrassing ontstaan en omstanders onverwacht uit hun bubble worden gehaald.  Flahsmobs zijn een vorm van kunst omdat zij de werkelijkheid veranderen.
Iedereen die met goede bedoelingen spontaan een onbekende aanspreekt, zet iets in beweging en schept een kans. Levens kunnen radicaal van koers veranderen doordat iemand op een bepaald toevallig moment zijn of haar mond heeft opengedaan. Op bescheidener niveau: iemands stemming en daarmee energieniveau kan sterk veranderen en verbeteren na een verrassend echt contact (realtime), hoe kortstondig ook. Met alle mogelijke gevolgen vandien. 

Besef van het belang van uitwisseling in de fysieke openbare ruimte is een zwaar onderschat medicijn tegen bepaalde zorgelijke ontwikkelingen van deze tijd. Openstaan voor andermans verhalen brengt vaart in de werkelijkheid, ook die van jezelf. Het werkt naar twee kanten:  luisteren naar een (stukje) verhaal van  een medereiziger of iemand in de rij bij de kassa van een supermarkt, scherpt het bewustzijn van je eigen verhaal aan.  

Een indrukwekkend voorbeeld van hoe heilzaam het allemaal kan werken, wordt gegeven in de  tv- series van de Belg Arnout Hauben en zijn crew.   Met z’n drieën op stap door Europa spreekt Arnout spontaan mensen aan die ze tegenkomen. Daarbij gaat hij meteen de diepte in en weet verhalen naar boven te krijgen die er werkelijk toe doen. Empathisch en meelevend als hij is weet je als kijker: hier ontstaat verbinding. In alle eenvoud en kracht. Ongelooflijk dat het zo kan. Dat mensen dit samen tot stand kunnen brengen.
De uitzendingen laten je niet alleen achter met een geluksgevoel.  Ze voeden het besef dat er veel en veel meer zou kunnen gebeuren; dat het altijd en overal zo zou moeten gaan…  

Eén manier om het tij te doen keren zou zijn het organiseren van uitwisseling. Hier en daar vinden er in dit opzicht aardige  experimenten plaats, bijvoorbeeld in bibliotheken. Op bepaalde middagen kunnen onbekenden via stoeldates binnen een vastgestelde tijd kennis nemen van elkaars verhalen. Een ander voorbeeld is te vinden bij sommige artiesten/cabaretiers die expliciet werken met stof  uit het leven van aanwezigen. Zo nodigt Paul Haenen tijdens zijn optreden personen uit het publiek naar voren om – zittend met hem op een bank  – hun verhaal te vertellen waarop hij spontaan reageert. Raouil Heertje pakt het in het voorjaar van 2023 anders aan. Hij plaatst een tafeltje op straat en nodigt voorbijgangers uit hun verhaal aan hem te doen. Vervolgens laat hij zich door deze  verhalen inspireren bij het maken van  zijn show.

Eén ding staat vast. Ieder mens heeft (is?) een interessant verhaal, ongeacht herkomst, leeftijd, achtergrond of huidskleur.  Daarbij zijn alle verhalen evenveel waard,  even belangrijk – al wekken de media soms een andere indruk.  Punt is dat onze verhalen te vaak en te veel in ons blijven zitten.  En dat niet alleen wanneer we zeer oud geworden zijn.
Wat doen we ermee? Wat zou er gebeuren als er – binnen bepaalde kaders –  oprechte aandacht voor was? Als er met interesse werd geluisterd zonder oordeel of veroordeling, al was het maar een enkele keer ? Om een ‘vertel je verhaal’ programma in zijn algemeenheid vruchtbaar  te laten verlopen zou wel een  strakke afbakening in structuur en tijd nodig zijn. Plus  een gedisciplineerde  uitgevoering ervan.  Daarbij moet duidelijk zijn  dat het alleen om verhalen  gaat en niet om het zoeken van hulp bij zware problematiek. 

Het kunnen ventileren van wat je hebt meegemaakt is niet alleen nuttig, het is fijn en leuk.  Voor iedereen zou er een beetje ruimte komen. Dikke kans dat stress en eenzaamheid zouden verminderen. En dat de sfeer in het openbare leven zou verbeteren!  

AI

Er is de laatste tijd veel te doen over kunstmatige intelligentie. De kranten staan bol van artikelen over het thema. Jubelende stemmen  tegenover zorgwekkende, waarschuwende berichten. Sommigen voorspellen dat met de nieuwste ontwikkelingen de mensheid en zelfs de hele planeet ernstig gevaar lopen. Toppunt van commotie vormen de uitlatingen van AI pionier Geoffrey Hinton –  briljant Amerikaan en ex-werknemer bij Google. Begin mei uitte  hij in een interview met The New York Times  zijn bezorgdheid over de snelheid en richting waarin AI zich ontwikkelt, een ontwikkeling waaraan hij een cruciale bijdrage leverde.  Het ging nog verder: hij had spijt van zijn rol.  Spijt omdat hij vreest dat kunstmatige intelligentie kan worden misbruikt door kwaadwillende geesten.

In de medische wereld lijkt AI zegen en vooruitgang te brengen –  een enorm argument ten goede. (Precies zo ging het in de 16e eeuw toen de wetenschap ontstond en haar eerste vruchten konden worden geplukt door genezers en hun patiënten.  Ontwikkelingen en profijt op medisch gebied zijn door de eeuwen heen misschien wel de motor geweest voor ongebreideld onderzoek in het algemeen. Krachtiger promotie en rechtvaardiging van de wetenschap zijn niet denkbaar.)
Op tekstgebied inzake AI staan de zaken er anders voor. De introductie van Chat GPT zaait  naast lof  en hoge verwachtingen vooral ook angst, twijfel en wantrouwen. Waar gaat het naar toe met de menselijke geest? Zijn we nog wel van waarde? Nodig? Nuttig? Als machines beter kunnen denken dan wij, moeten we onszelf dan niet opnieuw gaan uitvinden? Als we  die kans nog krijgen !(De mogelijkheid dat AI ons niet alleen gaat overvleugelen maar zelfs gaat vernietigen wordt ook wel singulariteit genoemd). Hoe dan ook: onzeker lijkt ons lot.

In de bovenmatige aandacht en plaats die aan AI wordt toegekend zit een gedachte die wringt.  Alom – en zeker ook onder wetenschappers – is bekend dat de menselijke kennis zo ongeveer 5% van de totale werkelijkheid beslaat. Over de resterende 95 % weten we niets.  Kunstmatige intelligentie, tenslotte een menselijk product qua vinding maar ook qua voeding met data, is geboren uit die relatieve kennis en steunt daar dus op. Hoe zien we dat dan allemaal voor ons? Waar geloven we in? Waar kijken we naar?  Mogelijk schuilt het gevaar juist in deze blinde vlek die op een denkfout lijkt, op iets wat niet logisch is, niet klopt.  Want in hoeverre stopt (inderdaad) de ontwikkeling van de mensheid wanneer we het hierbij laten, wanneer we onze beperkte geest laten stollen in AI  en niet meer zelf actief en creatief verder willen zoeken en ontdekken?

Zoals bij veel voorgaande producten van technologische aard zien we ook bij AI weer het bekende patroon. Nieuwe vindingen worden klakkeloos omarmd en door de techindustrie onmiddellijk op de markt gebracht voordat mogelijke effecten en implicaties voor mens en aarde moreel, filosofisch of  praktisch grondig worden doordacht en gewogen.  Geen sprake van sturing of begrenzing. Pas achteraf wordt men wakker en roept men ach en wee. Dat gebeurde bij de komst van internet, bij sociale media en nu weer bij AI.  Maar springen op een rijdende trein gaat niet en dus is het modderen geblazen met wat nu eenmaal in het leven geroepen is.  Intussen wordt achter de schermen financieel garen gespind bij dit patroon en niet zo’n klein beetje ook. 

Waar staat de wetenschap eigenlijk in dit verhaal? Waar is zij mee bezig, welk doel heeft zij?  Gezien de situatie waarin de wereld zich bevindt moesten we haar na vijf eeuwen van totale vrijheid misschien  eens bevragen. Wat weten we als burgers bijvoorbeeld van de verbinding tussen wetenschap en markt? Hoe doorzichtig zijn de systemen die ons meer en meer bepalen en grip op ons krijgen? In ‘Het nieuwe moeten; vragen om cultuur’ wordt het zo gezegd:

‘Probleem van de wetenschap is  dat zij weliswaar veel tot stand heeft gebracht  maar dat zij zich nooit doelen  heeft gesteld.  Kennisvermeerdering was het streven. Maar de vraag  waartoe kennis moest dienen bleef buiten beeld.   Daarom is wetenschap  fundamenteel ongericht geweest in haar ontwikkeling.  Ja, zij moest natuurlijk nuttig zijn. Maar wat is nut? En voor wie?  Nut  is een vaag en subjectief begrip, voor velerlei uitleg vatbaar. Bovendien  is het als criterium  willekeurig toegepast. (………………………………)
Ernstiger is dat bij gebrek aan een bewust  gesteld doel onbewuste doelstellingen kansen  krijgen.  De geschiedenis van de wetenschap laat dat zelf zien. Gaandeweg is  iets naar voren  gekomen dat het oorspronkelijke verlangen om te weten heeft overstegen.  De drang om de werkelijkheid te beheersen en te manipuleren  kon vrij spel krijgen  omdat er geen kaders bestonden.  Geen idee dat de controle behield. Dit feit heeft   de wetenschap zélf kwetsbaar gemaakt. Manipuleerbaar soms.  Inzetbaar voor andere, politieke en/of  commerciële doeleinden’. 

De wetenschap lijkt in haar voortgang te zijn losgezongen van haar omgeving. Het ‘idee dat de controle behoudt’ zou dan ook wel eens buiten haarzelf kunnen liggen. Als de gemeenschap vooraf ging meedenken zouden andere onderzoeksvragen worden gesteld.  Urgente vragen: waarom gaat het niet goed met de wereld? Waarom worden kwesties maar niet opgelost en hoe kunnen we dat verbeteren?  Wat kunnen we doen aan de tirannie van het geld? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat  wat mensen echt voelen en zien veel meer in de wetenschap of politiek terecht komt? Etcetera. 
Werkbare scenario’s maken naar de toekomst toe. De geest levend houden. Wat willen we? Hoe  bereiken we dat? De vrijheid van onderzoek op zich hoeft door een dergelijke aanpak niet in gevaar te komen. 

Wetenschap terugbrengen in de schoot van de gemeenschap betekent niet  dat haar hart wordt aangetast maar dat  haar bezieling terug kan  keren.

Voorbij

Op Franse kerkhoven lees je wel eens een bordje met de tekst: tout passe, tout s’efface hors le souvenir.  Oftewel: alles gaat voorbij, alles verdwijnt buiten de herinnering. Hier staan feitelijk twee dingen. Twee fases bijeengenomen in één zin. Het mag duidelijk zijn dat de komma in de uitspraak staat voor een hele tijdsspanne. Met de twee zinsdelen– in één adem genoemd en uitgesproken –  is nogal wat tijd gemoeid. Zeker wanneer ze bij een graf geplaatst zijn.  Bij het specifieke overlijden van de persoon wordt niet alleen herinnerd aan het voorbij gegaan zijn van dit leven maar ook aan het voorbijgaan van ieders leven en van alles in het algemeen.  Daarnaast wordt vooruitgelopen op de vergetelheid.  
Dat het leven van een overledene pas echt voorbij is wanneer niemand zich de persoon meer kan herinneren of deze heeft meegemaakt, wordt wel vaker gezegd. We zeggen ‘de herinnering houdt iemand of iets levend’. Ons bestaan blijft geborgen in het bewustzijn van onze vrienden, familie of kennissen. Daarna is het echt over en sluiten.

Buiten de context van een overlijden zeggen de twee delen van de zin: alles gaat  niet alleen voorbij  maar is het op den duur ook. Uitgangspunt van  het gezegde is het menselijk bewustzijn en dit geeft natuurlijk wel  een beperking aan.  Buiten de directe herinnering of geheugen om kunnen dingen of resten van levens immers wel degelijk blijven en voortbestaan in de vorm van fysieke overblijfselen. De geschiedwetenschappers of archeologen weten daar alles van.  Om nog niet eens te spreken van de minder tastbare, immateriële invloed van alles wat er bestaat en gebeurt  op wat er na het ‘voorbij zijn’  komt. Maar dit terzijde.

Het woord ‘voorbij’ herbergt verschillende ervaringen en bewegingen van onze geest die niet alleen genuanceerd en boeiend zijn maar daarbij ook nog eens subtiel in elkaar overlopen.  Het  woordenboek geeft twee hoofdbetekenissen:  ‘aan de voorzijde langs iets en verder’ en ‘verder dan’.   Anders gezegd: soms kun je iets voorbij zien komen, als beweging dus, en  soms is iets voorbij gegaan en is het weg, gestold als een feit. Dan ligt het achter je en is het niet meer terug te halen.  
De eerste betekenis zou je kunnen omschrijven als ‘er komt iets voor jou langs waar je al of niet bij kunt zijn, in kunt stappen, deel aan kunt nemen’.  Een kans. ‘Ach, dat is langs mij heen gegaan’, hoor je iemand wel eens zeggen.  Dat is dan jammer, maar ook normaal. Je kunt toch niet alles in het leven! Soms hebben we iets  niet opgemerkt, zijn we onvoldoende alert geweest om datgene op te pikken wat op ons pad kwam of door iemand werd aangereikt. Datgene gaat dan wél verder.
Zo’n situatie kan natuurlijk ook gunstig uitpakken. Wanneer iemand net niet op tijd bij het vliegveld aankomt en de vlucht mist van een toestel dat gaat crashen, zal hij of zij verzuchten:  goddank is dit aan mij voorbij gegaan.

In onze omgang met ‘voorbij komen of gaan ’ liggen aspecten van lot, toeval, spiritualiteit maar ook van eigen keuzes.  We kunnen een feestje bewust aan ons voorbij laten gaan omdat we moe zijn. Of een schaal met lekkernijen die langs komt tijdens een borrel negeren omdat we aan de lijn willen doen. Ingrijpender is de situatie waarin een huwelijkskandidaat of potentiële partner onze weg kruist en wij dit niet voelen of zien. Hoe kunnen wij zoiets immers weten wanneer wij daarvoor niet open staan, met andere dingen bezig zijn of de persoon op het eerste gezicht niet leuk genoeg vinden? Een kwestie van wakker zijn of keuze. 

Op een precies moment dat wij nooit overzien  kantelt een ‘voorbij komen’ naar een ‘voorbij zijn’. Van iets wat open en dynamisch is en ons kansen geeft naar iets waar de beweging uit verdwenen is. Weg. Een statisch plaatje waarin we niet meer kunnen handelen. Die man of vrouw die het met jou zag zitten gaat heus verder en vindt vroeg of laat een ander.  Ook al krijg je op een goede dag spijt, het is echt voorbij.
Voorbij die goeie ouwe tijd. Voorbij het paard en wagen in de straat, de kolenkachel, de telefooncel op de hoek, het schrijven van papieren brieven. Voorbij de rust van avonden in de schemer zonder telefoon of internet. Rouwen om het voorbij zijn van de dingen is oké en hoort bij het leven –  als we maar nooit  vergeten om verder te gaan.  Altijd weer verder want zo zijn we ontworpen: als passanten.

We zijn van voorbijgaande aard.  Voorbijgangers in ons eigen leven. In levens van anderen.  In het leven.
Alleen het leven zelf  zal nooit voorbij gegaan zijn.

Prikkels

Als iets de tegenwoordige tijd kenmerkt, is het wel een extreem aanbod van prikkels. Fysiek en online worden we dagelijks gebombardeerd met zintuigelijke informatie die deels zinvol of interessant voor ons is maar vaak ook volstrekt overbodig of vervelend. Noem het  ruis die stoort. Het leven is behoorlijk vermoeiend geworden voor wie onbevangen openstaat voor de buitenwereld en daar via  reclame, social media, smartphone, televisie of bijvoorbeeld ook de snelweg met zijn woud aan verkeersborden en billboards een bulk aan indrukken moet zien te filteren en te verwerken. De gigantische aantallen burn-out gevallen worden lang niet altijd in verband gebracht met deze werkelijkheid – vermoedelijk ten onrechte.  Immers, hoe gaan wij om met een continu teveel aan prikkels? Beschikken wij over een natuurlijk vermogen om te filteren  en te focussen op wat voor ons bruikbaar, prettig of betekenisvol is of is daar meer voor nodig?

Dat er (in toenemende mate?) groepen mensen zijn die ernstige moeite hebben met de drukke werkelijkheid – en dat zij daarin ook worden gezien en erkend – mag blijken uit  enkele opmerkelijke initiatieven die het afgelopen jaar de pers haalden.  Zo heeft de Koninklijke Schouwburg in Den Haag een permanente ‘rustruimte’ geopend voor mensen die gevoelig zijn voor prikkels en die daar zich elk moment voor, tijdens (!) of na de voorstelling kunnen terugtrekken. Andere instellingen bieden prikkelarm cultuurbezoek aan voor een brede doelgroep: mensen met autisme, niet-aangeboren hersenletsel, een burn-out, depressie etc. Prikkelarm, dat wil zeggen rustig of in een rustig tempo. In Frankrijk kan je in bepaalde mega winkelcentra het bijzondere verschijnsel tegenkomen van l’heure silencieuse: een uur midden op de dag waarop geluid en licht worden gedimd ten behoeve van klanten met autisme of ‘anderen die een rustige atmosfeer verkiezen’.
Je kunt je afvragen of dergelijke initiatieven  de oplossing vormen  voor de ontstane situatie. Aardig is het wel, zeker ook qua ontwikkeling van denken.  

Ging het bovenstaande over zuiver zintuiglijke prikkels, er is meer wat er zoal bij een mens kan binnenkomen.  Zo kan het  bijvoorbeeld gebeuren dat je  op intuïtieve wijze (‘halfzintuiglijk’)  zaken van anderen oppakt. Als je hier goed mee om kan gaan: prima. Als je er last van ondervindt, zal je moeten kijken hoe je je  openheid  voor de buitenwereld beter  kunt organiseren. Voor alle vormen van gevoeligheid –  tot en met de buitenzintuiglijke of paranormale – geldt de vraag: kan je er goed mee omgaan  of ervaar je het als een probleem? Wanneer je indrukken die jou bereiken als negatief ervaart  of überhaupt die input niet wilt, is het zaak te werken aan weerbaarheid, grenzen en profilering van jezelf. Dit vraagt om enig zelfonderzoek.  

Aan de basis van genoemde kwestie ligt het feit dat er iets gebeurt wat je niet wilt.  Als je dit wilt veranderen, kun je jezelf in de eerste plaats oefenen door  nee te leren zeggen als je iets niet wilt in je dagelijkse bestaan. Kom op vriendelijke maar kordate wijze voor jezelf op en spreek je uit!  Als je last hebt van teveel informatie van anderen kan je bovendien onderzoeken of je in het algemeen je openheid voor informatie niet wat kunt terugbrengen (je omgang met social media bijvoorbeeld of met andere media zoals de tv). Let op de mate van je nieuwsgierigheid!  
Omdat alle vormen van gevoeligheid samenhangen met verbondenheid, kan je jezelf ondervragen op dit punt: waarom ben ik zo diep en automatisch verbonden met en betrokken bij iedereen? Zou het misschien te maken kunnen hebben met iets in mijzelf dat ik  op zou moeten lossen (denk aan los kunnen laten, een zelfstandig individu durven zijn etc)? Als te grote verbondenheid met anderen leidt tot een te grote openheid waar je last van hebt, zal je moeten werken aan meer balans. Misschien moet je wel opener naar binnen worden? Meer oprechte aandacht geven aan de mens die jij bent, aan wat er echt  in jezelf omgaat aan behoeftes, talenten, onzekerheden? Goed contact met je innerlijke leven in alle opzichten  is cruciaal. Wanneer je bijvoorbeeld niet naar je verdriet kunt kijken maar het verdringt, kan dat juist een stukje onbewuste lading zijn waarmee de buitenwereld resoneert….

Behalve door op deze wijze met jezelf te werken  kan het nuttig zijn de aard van je gevoeligheid te onderzoeken . Als je regelmatig indrukken of beelden van anderen langs buitenzintuiglijke weg binnenkrijgt, kan dat ook wijzen op een bijzondere  gave die je hebt of die zich aan het ontwikkelen is. In dat geval vraagt de situatie om een bewustwording hiervan. Dat is in principe voldoende. Van hieruit  ben je vrij om te beslissen  of je er iets gerichts mee gaat doen. Het zal voor ieder persoonlijk zijn en mede afhankelijk van de levensomstandigheden in hoeverre de drive om te helpen – de kern van paranormaliteit – vraagt om (enige) structuur. Feit is dat de keuze daarvoor soms in niet onbelangrijke mate kan bijdragen aan een persoonlijke balans.  

Bewegen

Bewegen is een spannend woord. Misschien wel het spannendste in ons bestaan.  Als er iemand op straat neervalt of betrokken raakt bij een ongeluk, snellen we toe met de ultieme vraag: beweegt hij of zij nog? Haalt de persoon nog adem en kun je dat merken of zien? Zo ja, dan is er hoop, dan is er nog leven aanwezig in de gestalte die er misschien wel roerloos bij ligt.  Als er één ding is wat we doen zolang  we leven,  is bewegen. Bewegen is leven. Het gaat vanzelf.  Of…?

Bewegen moet. In beweging blijven! Je hoort het dikwijls zeggen . Niet alleen tegen aardsluiaards of ouderen, maar tegen iedereen die geacht wordt verantwoordelijkheid te kunnen dragen voor zijn of haar gezondheid.   Bewegen hoort erbij als eten en ademhalen. Althans, dat is het credo van de moderne westerse maatschappij. Met bewegen wordt dan bedoeld: sporten of op enige manier het lichaam aanzetten tot actie, tot activiteit.  Het woord wordt bijna altijd  fysiek bedoeld en gaat voorbij aan het fundament van leven dat immers a priori beweging is.  Vanuit een filosofische gezichtspunt heeft de aansporing dus eigenlijk iets hijgerigs of zelfs potsierlijks.
Maar praktisch gezien is er bij de meeste mensen wel begrip. Vroeger bewogen de mensen  immers intensief  in de meest uiteenlopende beroepen die dikwijls zwaar waren.  Ook het werk in huis vereiste van het lichaam de nodige inspanning.  Dat is de laatste eeuw sterk veranderd.

Wat betekent bewegen eigenlijk precies?  Bewegen is volgens het woordenboek geheel of gedeeltelijk van plaats/positie veranderen. Je kan zelf bewegen. Iets kan bewegen. Je kan ook iets laten bewegen, bijvoorbeeld je arm of been.  Als je zelf beweegt kan je dat soepel doen. Of sierlijk. Maar ook houterig. Kleine kinderen laten een uitzonderlijke beweeglijkheid zien, hoe vaak springen of dansen ze niet over straat terwijl hun begeleiders zich rustig voortbewegen?  Een en al levendigheid.  Ook dieren kunnen zich op vele manieren bewegen; met name de vogels fascineren ons omdat zij iets kunnen wat voor ons onnavolgbaar is.  
Beweging beperkt zich niet tot het fysieke.  We kunnen ons  bewegen in bepaalde kringen. Een bewogen week achter de rug hebben. Iemand vragen: wat beweegt jou? In alle voorbeelden draait het om hetzelfde punt: om iets wat verandert wat er aanvankelijk was, om een vérder gaan, om verplaatsing van lucht of energie.
Bewegen kan plaatsvinden op uiterst subtiel niveau maar ook op tumultueuze wijze gebeuren. Zo kunnen bewegingen op maatschappelijk of politiek vlak heel ingrijpend zijn en uitlopen op complete revoluties: omwentelingen waarbij alles wat was diepgaand verandert. Ten goede of ten kwade.

Als beweging leven is en leven beweging, is het begrijpelijk hoe boos, somber of zelfs angstig we kunnen reageren wanneer we moeten constateren  dat ergens ‘geen beweging meer in zit’. Dat iets vastzit. Muurvast.  Een situatie, relatie,  conflict, standpunt of – en dit moet zeker ook worden genoemd – wij met onszelf. In denken of concreet bestaan. Er kan een vreselijke machteloosheid ontstaan. Ten diepste een angst dat  het leven zich teruggetrokken heeft.  Zegt de volksmond ook niet: stilstand is achteruitgang? Dat willen we toch in geen geval?

Punt bij de ervaring van vastzitten is dat het vertrouwen in de beweging verdwenen is. In de beweging als zodanig. En dus in het leven. Benauwdheid regeert omdat wij even niet zien of weten hoe h e t  verder beweegt. Onze waarneming is gebaseerd op de aanname dat wijzelf als enigen  verantwoordelijk zijn voor de beweging – die in de huidige tijd bovendien zo snel mogelijk moet plaatsvinden!  Dat kan soms best eens het geval zijn,  maar vermoedelijk vaak ook volstrekt niet. 
Dit is  geen pleidooi voor laksheid. We raken hier wel aan de moeilijkste puzzel van ons bestaan. Wanneer kunnen of moeten we immers dingen zelf in beweging brengen, iets doen dus,  en wanneer moeten of kunnen we dat helemaal niet en moeten we loslaten en afwachten tot een volgende beweging óns meeneemt? Weliswaar naar iets anders dan wat wij in gedachten hadden?

Een kwestie van scherp en diep leren voelen. Waar zit nog leven in? Wat moet je laten gaan omdat het over is? In situaties? Relaties? In een tuin knip je uitgebloeide rozen weg. Dode takjes van een goede boom.  Jouw beweging bevordert dan de groei.  Maar de natuur beweegt ook zonder jou!   Sterker nog, zij laat zien dat bewegingloosheid helemaal niet bestaat. Dat het leven altijd doorgaat, al lijkt er soms sprake van stilstand of stagnatie.   Dat moet je wel willen zien, erin kunnen geloven. Want precies zo gaat het in het menselijk bestaan.

Bewegen? Soms moet het. Vaak hoeft het niet. Beweging gebeurt.

Verteren

Dat in onze cultuur de  fysieke kant van het leven veel meer aandacht en waarde krijgt dan de psychische is voor de meeste mensen vanzelfsprekend. Iets om niet echt bij stil te staan. Zichtbaarheid en tastbaarheid zijn nu eenmaal de eerste,  meest concrete  kenmerken waarmee de werkelijkheid zich aan ons voordoet.  Dat we echter zo moeilijk verder komen en door de buitenlaag heen vaak weinig – of zelfs helemaal niet – toekomen aan de andere helft van het bestaan is op zijn minst jammer.  In feite best raar.  Voor de ontwikkeling van ons bewustzijn en kennis over het leven  is verdieping in de geestelijke kant van alles immers onmisbaar.  Het begrip ‘verteren’ vormt een aardige illustratie bij dit verhaal.

Bij verteren denken we in de eerste plaats aan spijsvertering. Het woordenboek zegt dat ook. De dikke Van Dale omschrijft verteren als ‘opgenomen spijzen in de daarvoor bestemde organen verwerken, ontbinden in hun bestanddelen’. Ook wel ‘doen vergaan’ (te denken hier valt aan toiletbezoek , maar ook de uitdrukking ‘de pot verteren = opmaken’ verwijst ernaar). Met deze fysieke omschrijving houdt het woordenboek het wel voor gezien. Er wordt niet gerept van vertering in psychische zin. Ook in het sociale leven wordt zelden of nooit gesproken over het verteren van wat er in je psyche binnenkomt.  Hoe het gaat met voedsel dat je geestelijk tot je neemt: wat, hoeveel en wanneer. En hoe je dat ‘ in de daarvoor bestemde organen verwerkt, ontbindt in hun bestanddelen en doet vergaan’.  

De input die geestelijk bij ons binnenkomt is voor een groot deel niet gekozen, maar zeker in deze tijd ook in ruime mate vrijwillig binnengehááld. Welke films bekijken we, wat doen we met onze telefoons, hoe lang zitten we op social media? Samengevat: waar kiezen we voor en vooral ook hoe lang? Burn-out als verschijnsel begint zorgwekkende vormen aan te nemen. Maar wat gebeurt er als je de hele dag door onafgebroken eet? Verstopping, onpasselijkheid en ziekten zullen het gevolg zijn. Precies zo werkt het in de geest. Verwerken, thuisbrengen en opruimen van wat je meemaakt is noodzakelijk om gezond  en in balans te blijven. Wanneer je dat overslaat, ontstaat gevaar.

Geestelijk verteren vraagt allereerst om een besef dát het nodig is.  Ten tweede om enig inzicht in hoe het werkt en wat je ervoor moet doen.  Net als bij een maaltijd verteren zal er een periode van ‘even niet’, rust dus, ingelast moeten worden.  Niet alleen in de nacht, terwijl je slaapt, maar ook in het dagelijks leven. Zeker waar het gaat om vrijwillig gekozen input zal de invoer van indrukken beheerst en beheerd moeten worden. Je moet (en kunt)  voelen wat prettig en gemakkelijk verteerd wordt en een plaats kan krijgen of wat een hele dobber is om door je heen te laten gaan en kwijt te raken. Ook moet (en kan) je voelen wanneer het even genoeg is en je geest vol zit.

Soms noemen we iets onverteerbaar. Daarmee geven we aan dat we enorme moeite hebben met een uitspraak of gebeurtenis –  dat we er niet aan willen, het te ver vinden gaan. Maar we zullen wel moeten. Alles wat ons overkomt zal een weg moeten vinden.
Tijdens het slapen wordt veel informatie die we overdag hebben ontvangen door onze hersenen naar een dieper gelegen gebied in onze geest verplaatst. Dat hoeft nog niet te betekenen dat de opgedane indrukken  onmiddellijk in ons onbewuste verdwijnen.  Je kunt ze de volgende dag(en) meestal nog wel terughalen. Wanneer het om heftige dingen gaat, kan het gebeuren dat je wakker ligt omdat verplaatsing uit het bewustzijn nog niet mogelijk is. Een begin van verteren en dus verwerken bestaat dan uit het terugzien of herbeleven van de gebeurtenissen die jouw geest vervullen. Alsof je kijkt naar een film. Zoiets maakt moe en kan meerdere nachten duren al naar gelang de ernst van wat er bij je binnenkwam.  Het helpt dan om er overdag iets mee te doen: praten met anderen of je uiten op enige manier die voor je werkt.  Wanneer je deze lastige fase overslaat en je ervaring probeert te dempen/verdringen  met alcohol, drugs, slaapmiddelen etc.  bestaat de kans dat je indrukken niet kunnen verteren en onverwerkt wegzakken in het onbewuste gebied van je psyche.  Vandaaruit  kunnen ze  – onherkenbaar geworden –  zich op onbestemde tijd manifesteren als storingen in lichaam of geest.
Maar ook bij minder heftige indrukken is herkauwen oftewel gebeurtenissen en indrukken nog eens de revue laten passeren een heilzame en nuttige manier van verwerken/verteren. Dat kan tijdens wakker liggen in de nacht maar ook overdag – áls je er maar de tijd en rust voor neemt.

Een geest is sterk en kan veel hebben. Zeker wanneer je haar goed onderhoudt en voor haar zorgt. Verwaarlozing leidt op den duur tot problemen. Deze kunnen liggen op het gebied van de concentratie maar ook ernstiger zijn. De uitdrukking ‘een opgeruimde geest’ zegt het al: verteren moet. Bewust en met aandacht.

Lezen

Lezen  scoort al jaren slecht in ons land. Met name het gebrek aan leeszin bij de jeugd baart menigeen zorgen.  Ontelbare krantenpagina’s en mondelinge debatten over oorzaken, gevolgen  en oplossingen hebben tot dusver niet geleid tot radicale analyses.  Het lijkt erop dat de heetste hangijzers in het gesprek over leescultuur stelselmatig worden omzeild.  Argumenten   in de trant van ’het valt wel mee, neem bijvoorbeeld toktok (een medium waarop jongeren elkaar stimuleren tot het lezen van bepaalde boeken)’ moeten de grootste zorgen sussen. Maar ontlezing in haar  algemeenheid blijft een probleem.

Betrekkelijk nieuw is het verschijnsel van de leeschallenge.  Dit is een (landelijke) wedstrijd in het zoveel mogelijk boeken lezen binnen een bepaalde tijd, regelmatig georganiseerd op schoolklasniveau maar ook wel geliefd bij sommige volwassenen.  Wie door dit fenomeen hoopvol gestemd raken, zijn in de eerste plaats natuurlijk de uitgevers en de boekenbranche. Verkoop gegarandeerd mede doordat dergelijke wedstrijden zich afspelen rond bepaalde, afgesproken boeken die door alle deelnemers worden gelezen. Ook  veel bibliotheken werken hier  enthousiast aan mee.  Optimisten die geloven dat op een dergelijke manier het plezier in lezen bij individuen, lees jongeren,  wezenlijk wordt gewekt verdienen het voordeel van de twijfel. Hoe dan ook zullen de resultaten betrekkelijk zijn.

Wat treurig stemt in deze ongetwijfeld zeer eigentijdse formule zijn de aspecten van massaliteit, snelheid en concurrentie. Hoe leuk is het om allemaal hetzelfde te doen en daarbij snelheid als hoofddoel te kiezen? Lezen is bij uitstek een bezigheid waarbij rust, concentratie en eigen tempo tot de grootste vreugde leiden.  De inbreng van een wedstrijdelement is bizar. Precies die factoren die in onze maatschappij prestatiedruk, stress en burn-out veroorzaken staan haaks op de wezenlijk aard van lezen. De goedbedoelde initiatieven zouden wel eens tot een omgekeerd effect kunnen leiden wanneer lezen diepgaand  (en voorgoed?) wordt geassocieerd met de krachtmeting met anderen.

De leesproblematiek speelt in ons land wel heel  in het bijzonder.  Zodra je bijvoorbeeld in Frankrijk een goede boekhandel bezoekt, raak je onder de indruk van het verbluffende  verschil met hier.  Franse winkels staan vol klassiekers waaronder zeer goedkope en aardige  uitgaven voor scholieren.  Maar ook volwassenen komen niets te kort en maken alleen al door het enorme aanbod vluchtig te bekijken kennis met een geestelijke rijkdom die bij ons ondenkbaar geworden is.  Een opmerkelijk verschil betreft bovendien de vormgeving. Zijn boeken in klein formaat (pockets!) bij ons nauwelijks meer te vinden, de Fransen excelleren erin.   

Ontlezing en de pogingen tot reparatie ervan kunnen aan de hand van twee hoofdpunten worden bekeken.  Het eerste is puur praktisch van aard.  Wanneer we in vraaggesprekken met jongeren lezen dat zij vele uren per dag op het scherm actief zijn, mag duidelijk zijn dat er naast andere noodzakelijke bezigheden zoals huiswerk geen tijd overblijft om een boek te lezen. Het argument ‘maar op internet zitten betekent toch ook lezen?’ snijdt geen hout.  Een boek lezen is echt een ander verhaal.  Daar stap je in een zorgvuldig geconstrueerde vorm die jou meeneemt, rust geeft naar de buitenwereld toe en die je uitdaagt tot een plaatsbepaling. 

Een tweede punt heeft te maken met het onderwijs. Vanaf eind vorige eeuw raakte het zogenaamde nieuwe leren in zwang: een revolutie, gebaseerd op een cruciale  keuze.  Traditionele  lesstof werd als achterhaald beschouwd en vervangen door de opvatting dat aansluiting bij de leefwereld van jongeren op de eerste plaats moest komen.  Met deze  koers werd  een belangrijk deel van de cultuuroverdracht losgelaten, niet alleen op het  gebied van kennis, maar  ook op dat van belangrijke eigenschappen als discipline en concentratie. Hoezeer hebben beleidsmakers in het onderwijs de onlosmakelijke verwevenheid van de klassieke lesstof  en het trainen van deze eigenschappen  onderschat!   Ook de lust tot lezen raakte ermee gemoeid.  Het vermeende onvermogen van de jeugd om zich te kunnen concentreren op langere verhalen, lange zinnen  of  complexe teksten is geen vast gegeven maar heeft alles te maken met het feit dat de mogelijkheden op een gegeven moment niet meer werden aangereikt en er dus niet meer geoefend wordt.  Dit in tegenstelling tot wat er bijvoorbeeld  in Frankrijk gebeurt!

Het is niet moeilijk om in te zien dat het vooral de nieuwe opvatting van onderwijs is geweest die gezorgd heeft voor de algemene daling van niveau waarover nu tot vervelends toe wordt geklaagd.  Aan de hand van de term  hurkonderwijs wordt het probleem gemakkelijk aanschouwelijk. In plaats van kinderen een beeld aan te reiken van groot zijn en rechtop staan zodat  zij kunnen leren hoe  dat werkt en hoe zij zich zelf  ook op kunnen richten (een ware uitdaging!) , krijgen ze een naar hen overgebogen,  hurkende  figuur te zien  die stilzwijgend de volgende signalen uitzendt:  ‘jullie zijn te klein voor de rijkdom die we in huis hebben, niet in staat om die hoogte te bereiken’ en  ‘de cultuurrijkdom waarover wij beschikken is helemaal niet zo belangrijk;  jullie kunnen best zonder, het is allemaal maar ballast en vervelend…,  júllie zijn pas echt belangrijk’.

Hoezo ontlezing? De remedie lijkt niet ingewikkeld. Als we maar willen. De kerstvakantie is een mooie tijd om te lezen. Voor wat het andere punt betreft zal er op nogal wat schreden moeten worden teruggekeerd. Dan hebben we het over bewustzijn.