Bezetting

Mei is de maand waarin de bezetting van Nederland door de Duitsers is begonnen (1940) én  beëindigd (1945). Bezet worden, wat houdt dat in? Zoiets als onteigend worden, van je plaats worden verdreven?  Het betekent :  iets of iemand dringt je leven binnen, verjaagt je, bezet jouw plek en wil niet meer weg.  Een bezetting  kan met weinig of veel geweld gepaard gaan, maar onderdrukking, bedreiging en angst – of erger –  zullen vrijwel zeker het gevolg zijn. Het betekent  totale ontwrichting. In de veertiger jaren van de vorige eeuw heeft zich vijf jaar lang een horrorverhaal in ons land afgespeeld dat met geen pen te beschrijven is en ons voorstellingsvermogen te boven gaat. Een tijd die we nog altijd gedenken. Want ‘dat mag nooit meer gebeuren’, zeggen we. Maar sommigen zijn van mening dat het allemaal wel meeviel. Dat ook wij het in deze tijd zo vreselijk moeilijk hebben en zijn te beklagen.

Laarzen. Gebonk op deuren. Vaak midden in de nacht. Een oorverdovend gekraak.  Binnenstormende, snauwende kerels met ruwe gebaren. Weg jij! Meekomen!  Jij zegt foute dingen, schrijft foute blaadjes, bent van het verkeerde volk, van die en die verwenste groep! Als je aan de verkeerde kant zat, niet in goede aarde viel bij de bezetter, was je einde gauw bezegeld. Tenzij je je verborg. Ongekend was de nood om voorzichtig te zijn, wantrouwen te voeden tegen wil en dank, want overal loerde verraad.  De buurman, je nicht, je eigen vader, de bakker : uiteindelijk was niemand zomaar te vertrouwen, ieder vertrouwen was een gok. Dag en nacht, vijf jaar lang op je qui-vive zijn. Het verdeel-en-heersprincipe van de macht werd door de Duitsers perfect gehanteerd: door  mensen tegen elkaar op te zetten behoudt een tiran zijn macht.

Vrijheid, waar hebben we het over? De omstandigheden anno 2021 , inclusief de huidige   ‘onvrijheid’,  zijn in de verste verte niet te vergelijken met die uit de jaren veertig.  Wie dat doet, informeert zich niet!  Bombardementen. Vliegtuigen die brandend neerstortten op onverwachte plekken en tijden. De honger die rondging als een sluipmoordenaar, verdwijningen, deportatie –   Verborgen, benauwde  ruimtes waar menigeen  gedurende dagen, zelfs jaren in het donker moest bivakkeren. Niezen, hoesten of hardop lachen: het kon je einde betekenen. Gordijntjes die haast onmerkbaar, in de fractie van een seconde bewogen. Schijnheilige vragen, nieuwsgierige blikken op straat. De geheime deal, er moest toch ook wat worden verdiend… Gevolgd door weer die laarzen. Gebonk op de deur. Het hele verhaal opnieuw.

 (Het enige punt waarin je misschien een vergelijking kunt trekken tussen toen en nu  is de verdeeldheid van het volk.  Ook voor het coronavirus geldt dat het ons des te gemakkelijker kan blijven beheersen naarmate er verschillende kampen in de samenleving bestaan en het ons ontbreekt aan een geallieerd offensief om de vijand te verdrijven.)

De bezettingstijd heeft te zien gegeven wat in extremo de gevolgen zijn van een bepaald soort denken, van bepaalde eigenschappen waar we als mens mee zijn behept.  Maar die we wel kunnen leren besturen!  Als iemand vraagt: wat had jij gedaan in de oorlog, dan weten we meestal het antwoord niet.  Dat kúnnen we ook helemaal niet weten. Logisch.  Het enige wat we kunnen weten en beseffen  is dat lafheid en moed de twee pijlers zijn waartussen ons handelen zich in het algemeen beweegt. En dat bestrijding, respectievelijk  beoefening van deze eigenschappen – onafgebroken, door iedereen – een collectieve training is waarvan we iets zouden mogen verwachten.  Voor welke betere toekomst dan ook.