Twee dagen sneeuw heeft een dikke laag witte kou over de tuin gelegd. Complete stuifduinen sieren plekken waar je ze niet zou verwachten. ’s Nachts bewegen er takken en andere schimmen overheen dankzij het licht van een lantaarnpaal achter de schutting. Poollucht, soms wind, meestal ijzige stilte. Je houdt je hart vast voor wat er allemaal gebeurt. Daaronder. Op en in de aarde waar viooltjes en winterrozen stonden te bloeien en de opgeschoten narcissen al klaar stonden om zoals ieder jaar als eersten van kleur te verschieten. Wat gaan we straks zien als de warmte komt? Wat lijdt onherstelbare schade en wat zal blaken van overlevingskracht?
Een jaar corona heeft een zware deken over ons leven gelegd. Weinig zon, veel schrik, tekort aan licht. Soms storm waarin links en rechts stemmen luid beginnen te schreeuwen en armen woest proberen weg te maaien wat een onomstootbaar gegeven is. Vleugellamheid. Weglopende energie. Matheid. Je houdt je hart vast. Wat krijgen we te zien als straks (want ja) de druk ééns wegvalt en de aarde weer open valt? Wat zal er tevoorschijn komen?
Laten we voorbereid zijn op grote verrassingen. Leuk of minder leuk. Dat is persoonlijk. Maar hoe dan ook op ‘anders’. Gebouwen en ruimtes zullen anders kleuren, verbouwd blijken, anders bruikbaar. Moeilijk vindbaar of anders ingedeeld. Gewoontes zullen zijn verdwenen als sneeuw voor de zon. Nieuwe ingevoerd , haast vanzelf zoals planten groeien. Misschien zal het ongelooflijk worden! Wat er allemaal onder het lastige pak waaronder we zuchten blijkt uitgebroed, bedacht, gezuiverd. Wat er intussen gebeurde en nog steeds gebeurt. Op mysterieuze wijze of op de tast door onszelf tot stand gebracht.
We gaan het zien wanneer de lente komt: een nieuwe wereld die bezig is zichzelf uit te vinden.