Op orde

Met het woord orde kun je vele kanten op. Orde! De indringende oproep van een leerkracht klinkt menigeen nog vers in de oren. Rangorde, slagorde, kloosterorde, orde op zaken.  De lijst van betekenissen en afleidingen is lang.  Een waaier van mogelijkheden waarbij het accent telkens net iets anders ligt, maar een associatie met kilte en strengheid nooit ver weg is. Niet verwonderlijk. Orde is een oud woord voor  rij, regel of rang.  Het gaat over indelingen. Over de regelmatige plaatsing van zaken of personen binnen een geheel. Orde staat voor  overzichtelijkheid en  werkbaarheid: het tegendeel van de vrolijke of gevreesde chaos die wanorde heet.
In de persoonlijke sfeer kennen we de uitdrukkingen  ‘in orde zijn’ en ‘op orde zijn’. Daartussen ligt nogal wat betekenisverschil. Dit wordt duidelijk als je bedenkt dat je in orde kunt zijn terwijl je niet op orde bent. Omgekeerd kun je op orde zijn en toch niet in orde. Het laatste zeggen we als we ons niet goed voelen, meestal in lichamelijke zin.

Wanneer je het woord gebruikt in de betekenis van ‘op orde zijn’ en het op jezelf betrekt – je situatie, je leven – ontvouwt zich een aardig scala aan vragen die je jezelf kunt stellen. Om te beginnen: ben je in materieel opzicht op orde, dat wil zeggen met je woonvorm, je werk, je huis, de inrichting ervan?    Ben je op orde met je digitale, administratieve, financiële bestaan? En buiten al die gebieden: hoe staat het met je geest? Ben je met je psyche op orde? In je denken? Je omgang met emoties?
De zelfscan die je op deze manier kunt maken, kan best confronterend zijn. Je zult jezelf tegenkomen! Maar neem het niet te serieus. Het is maar hoe je kijkt, interpreteert en oordeelt. Want in hoeverre zijn we niet geneigd ons aan te passen aan de maatschappij, aan wat mén doet, vindt of eist?  En met welke betekenis van ‘op orde zijn’ werk je eigenlijk ? Met ‘alles op een rijtje of onder controle hebben, alles geregeld hebben, het voor elkaar hebben etc?’
Misschien kan het allemaal heel anders worden bekeken. Het is namelijk de vraag  of  de dynamiek die leven heet wel te vangen is in  een overzichtelijk systeem.

Hoe kun je als mens eigenlijk op orde zijn en hoe voelt het wanneer je het bent of denkt te zijn? De ervaring van ‘op orde zijn’ zal verschillen van persoon tot persoon, maar waarschijnlijk valt er toch wel iets algemeens over te zeggen. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat er altijd sprake is van een zekere rust wanneer alles op zijn plaats ligt. En dan gaat het niet om een rond verhaal, maar echt om álles: het belangrijke en het onbelangrijke, het nodige en het nuttige, het moeilijke en het gemakkelijke, het mooie en het lelijke. Nog verder redenerend:  wanneer alle dingen  een eigen plek hebben en je dat kunt verdragen ,  geeft dat hoogstwaarschijnlijk een vredig gevoel.  Het gaat dus uitdrukkelijk niet over het wegpoetsen van ongewenste aspecten of elementen uit je bestaan, ook niet over succes, kadaverdiscipline of supercontrole – zaken die maatschappelijk en daardoor in onze voorstelling vaak enorm tellen.  Het gaat  over de manier waarop de dingen door jou gerangschikt worden.  Over het stukje van de puzzel dat jíj op een bepaald moment wilt leggen of verschuiven en wat  voor jou rustgevend is.  Ten diepste gaat ‘op orde zijn’ over het telkens opnieuw creëren van een balans.

Veel kwesties in ons bestaan zijn objectief niet op orde, omdat ze niet of niet alleen van onszelf afhangen. Zo kan het gebeuren dat het niet op orde is  met je woonplek omdat er geen huizen zijn of geen  geld is. Als burger  kun je  digitaal niet op orde zijn omdat de eisen te hoog zijn en je technische kennis om mee te komen ontbreekt. Hoe storend, droevig of ingrijpend zo’n deelgebied ook in je leven kan zijn, meer dan proberen op desbetreffende punten oplossingen te vinden kun je niet.  En dan nog:  alleen  binnen jouw mogelijkheden. Nooit boven je macht. Als je je aan het laatste  kunt houden en kunt zien wat IS,  ben je met jezelf op orde.  Al zal de wereld dat vaak niet zo zien!

Het laatste maar niet minste stuk is het geestelijke verhaal. De psyche en de ziel. Dit speelt op individueel  niveau , maar ook binnen de totaliteit van het systeem waarin wij leven. Om persoonlijk op orde te zijn is het besef van de/je ziel onmisbaar. Onzichtbaar, ongrijpbaar, diep ordenend  voor ons wezen behoort ook zij tot ‘alle dingen’ en vraagt een plaats.
Evenzo geldt voor de wereld en wel in het bijzonder voor de westerse cultuur dat het op orde komen van samenlevingen erbij gebaat zou zijn wanneer de geest, dat wil zeggen het geestelijke leven in ruime zin,  in ere wordt hersteld. Wanneer deze onzichtbare superkracht in al haar bewuste en onbewuste werkingen geen geëigende plaats krijgt toebedeeld in het geheel, ontstaat een gevaarlijke onbalans.  

Niemand kan zich er achteroverleunend op voor laten staan dat hij op orde is. Ook niet dat hij zijn leven op orde hééft. ‘Op orde zijn’ kan nooit een vaststelling zijn. Een verworvenheid of bezit. Daarvoor is het veel te vluchtig, broos en relatief.  Het echte op orde zijn is een kunst. Het  vraagt om wijsheid, wil en hard werken.  Het is alles een plaats geven wat in je leven speelt en bereid zijn om dat leven op haar beurt weer in te voegen in  het grotere geheel.  
Op orde zijn met jezelf is een zorgvuldig voortbewegen door een volstrekt dynamisch landschap.

(S)low

Over het hoe, waarom en waarheen van de menselijke ontwikkeling en –  concreter – van de maatschappij waarin wij leven worden momenteel boeken volgeschreven. Er verschijnt veel interessants. Je kunt op veel manieren kijken en redeneren , maar dat geldt niet voor de uitgangspunten. Daarvan zijn er eigenlijk maar twee: 1.het gaat op aarde niet goed en 2. het gaat op aarde zo slecht nog niet. Afhankelijk van iemands uitgangspunt worden cijfers, feiten, ‘feiten’, oorzaken en oplossingen naar voren gebracht en dikwijls met verve verdedigd.
Het is zo verschrikkelijk druk geworden op de markt van meningen, inzichten en commentaren dat de herrie ons begint tegen te staan. We reageren met afweer en maken terugtrekkende bewegingen. Wie heeft er nog gelijk? Er valt geen touw meer aan vast te knopen. Veiligheid en rust is wat we zoeken. En een beetje plezier als het kan.

Wat heden ten dage vooraf aan welke visie, aan welk noodverband dan ook noodzakelijk lijkt,   is een terugkeer naar lower en slower. Lower: een lagere mate van opwinding.  Een toontje lager.  In de media maar ook in de openbare ruimte.  Op individueel vlak een lagere ademhaling. Want daar begint alles mee.   Hoog ademen – dat wil zeggen niet vanuit je buik – vergroot onrust, gejaagdheid en de kans op misverstanden. Reden: het geduld doet op die manier niet mee. Er is geen enkele ruimte voor wat dan ook. Vooral  op televisie en in de reclamewereld is regelmatig de bespottelijk snelle manier van spreken te zien  waarbij men over zijn woorden struikelt. Hier toont  zich de ademhaling van haar lelijkste en ongezondste kant.|
We willen (moeten!)  niet alleen supersnel zijn in spreken, reageren en handelen maar ook nog eens naar het hoogste reiken. We willen alles:  alles kunnen, alles bereiken, de beste zijn, de mooiste, de knapste.  We willen opvallen zodat we aandacht krijgen. Veel aandacht, in ieder geval meer aandacht dan wie dan ook om ons heen.

Hoe zijn we in deze ratrace beland? Een complex van factoren heeft geleid tot een situatie waarin het uiterst moeilijk is om als mens in evenwicht te blijven. Snel en langzaam op zich zijn fascinerende graadmeters waaraan ieder individu zijn of haar gedrag kan spiegelen. Zo is het heel interessant en grappig om eens te kijken naar wat je in je leven snel doet en wat juist langzaam. Ieder individu  heeft daarin een uniek patroon. Het verschil in snelheid waarmee mensen bijvoorbeeld mails beantwoorden, een vakantie plannen, lopen, kleding wegdoen, een koffer  pakken, eten enzovoort is enorm. Soms kan dit sociaal tot irritatie of problemen leiden maar meestal verdragen we elkaar in dit opzicht redelijk tot goed.  
Grote vraag is echter wat de invloed van de tijdgeest op onze snelheid in zijn algemeenheid is.  Ongebreidelde ontwikkelingen op het gebied van commercie en technologie stellen enorme eisen aan onze natuurlijke ritmen en mogelijkheden. Zij die  dit bagatelliseren en menen dat dit evolutionair wel in orde komt, vergeten één ding. Want hoe spannend en leuk je snelheid ook kunt vinden, ons fysieke bestaan draagt een heel ander tempo in zich. Een andere energie. Je hoeft alleen maar te denken aan genezingsprocessen van wonden of van liefdesverdriet en je ziet hoe langzaam het leven zelf gaat. Rouw, groei en volwassenwording – het zijn allemaal voorbeelden van uiterst trage ontwikkelingen die om tijd en moeite vragen. Dat we ook daaraan gebonden zijn,   zullen  we moeten accepteren al voelen we ongeduld.  
Goed geaard zijn is een voorwaarde voor snel leven. Sterker nog: het is de beveiliging ervan. Dat yoga en meditatie – en daarmee de diepe ademhaling  – toenemend in de belangstelling staan, is verheugend. Maar voor een goede collectieve aarding is er  meer nodig dan geïsoleerde uurtjes in de week of  tijdelijke  retraites van individuen. Er zal een algemene omslag in het bewustzijn nodig zijn die op vertraging is gericht.    

Wat verliezen en winnen we ermee als we wat langzamer gaan en lager mikken? Een trager tempo van willen, van oordelen en veroordelen, van spreken, bewegen, ja van leven betekent dat allerlei zaken een kans krijgen die nu worden weggeslikt. Daarbij kun je denken aan wijsheid (want meer begrip), consumindergedrag, relativeringsvermogen en een toename van vreugde en creativiteit. Minder voorgekauwde schoonheid, minder perfectie, minder alles-moet-af terreur, minder glamour en glitter, minder stress,  minder frustratie en ga zo maar door. Minder onmacht en minder mentale problemen. Wie weet?

Lower en slower grijpen op elkaar in. Als je minder hoog van de toren blaast, open plekken toelaat en dieper ademhaalt – persoonlijk maar ook als groep, land of volk – gebeuren er onverwachte dingen.  Je presentatie wordt rustiger maar je indruk groter. Je maakt er ruimte mee. Schept mogelijkheden. Intelligentie.  Wie in staat is te dimmen, is zomaar op weg naar meer evenwicht en overzicht.

Kunst

Onlangs besteedde het Parool een lang artikel aan een nieuw fenomeen in Amsterdam:  het Museum voor Onbedoelde Kunst. Een prikkelende naam die onmiddellijk een hele reeks vragen oproept.  Onbedoelde kunst, wat moet je je daarbij voorstellen? En wat is het verschil met bedoelde kunst? Kan je ook onbedoeld kunstenaar wezen? Wat verstaan we eigenlijk onder kunst?
Als je kunstenaar bent of dat wil worden, is duidelijk waar je mee bezig bent, wat je bedoeling is met je leven.  Als je geluk hebt wordt je  werk  tentoongesteld of in een erkend museum geplaatst. Natuurlijk komen er altijd wel stukjes onbedoelde inspiratie en intuïtie in je creaties terecht, maar wat je maakt is helemaal door jou als kunstwerk bedoeld.

Kunst wordt in onze samenleving over het algemeen gelijkgesteld aan  de zogenaamde Schone Kunsten. Een wereld die bepaald wordt door vastliggende regels, criteria en geld en voor de gewone burger toegankelijk is middels galerieën, musea en handel. Voor de individuele kunstenaar is naast talent ambitie nodig om bekendheid en  bestaanszekerheid op te bouwen. Roem geldt als het ultiem bereikbare.  Niet iedereen verdraagt echter de bijkomende competitie en stress. Daarbij speelt ook nog eens de grote willekeur bij wat als succesvol bestempeld wordt en wat niet.
Het lijkt erop dat de beperkte visie ten grondslag aan deze topzware en min of meer autonome wereld in deze tijd haar houdbaarheidsdatum begin te verliezen. De dynamiek waarmee de hokjesgeest wordt weggeblazen is immers heviger dan ooit.

Reeds in de vorige eeuw ontstond kort na de Eerste Wereldoorlog in Europa kritiek op de manier waarop werd vastgesteld wat kunst is en op het feit dat dit uitsluitend door een bepaalde groep officials gebeurde. Kon immers niet iedereen in zijn of haar zintuiglijke omgeving onverwachts getroffen worden door iets wat sterk binnenkwam, emotioneerde of als schoonheid werd ervaren? Wie bepaalt eigenlijk wat kunst is? Is kunst niet van, door en voor iedereen en inherent aan de alledaagse werkelijkheid?  De zogenoemde Dada beweging die dit aan de orde stelde bleef na een eerste bloeitijd sluimerend aanwezig onder de oppervlakte van de cultuur totdat zij  na de tweede wereldoorlog opnieuw opdook en de naam  ‘readymades’ ook in Nederland in zwang raakte: kunst die als het ware klaar ligt in de openbare ruimte op plekken waar je toevallig langs komt.  Als je er maar oog voor hebt! De laatste opmerking is cruciaal.  Ze impliceert de meest interessante kentering in het denken over schoonheid en kunst en sluit aan bij het Museum voor Onbedoelde Kunst.

Het grappige is dat het woordenboek van Van Dale bij de vele betekenissen van kunst pas als laatste die van de Schone Kunsten noemt. Kunst heeft in de meest oorspronkelijke zin  te maken met kunnen, met een kundigheid of bekwaamheid om iets te scheppen. Daarom hoort het wezenlijk bij de mens. Ieder mens heeft het vermogen iets te maken, dat wil zeggen  iets  in het leven te roepen wat er eerst niet was. Iets nieuws tot stand te brengen.
De gedachte van Dada en ook het Museum van Onbedoelde Kunst is dat we – door ons zintuiglijk open te stellen voor onze omgeving – een waarneming kunnen maken die ertoe doet. Iets kunnen zien wat ons raakt, emotioneert, in beweging brengt. Iets wat ons treft als mooi of bijzonder en ons blij maakt. Zo’n persoonlijk kunstwerkje kan van alles zijn: een scheefhangende deur, een raam vol spinnewebben, een kleurencombinatie op een gebouw of een muur. Een lichtval, wolkenluchten, weerspiegelingen op een natte straat, een beeld overwoekerd met mos. Gekke dingen of situaties. Natuurlijk kun je een foto maken van wat je ziet, zeker als je je ervaring wilt delen. Maar ook zonder dat kun je er een moment van genieten en beseffen hoezeer de aandacht voor je omgeving de moeite waard is. Even van het scherm af en uit je bubbel!

Zo kan de uitdrukking ‘er wat van máken’ op letterlijk alles slaan (en dus niet alleen op je situatie of je leven).  Dat initiatiefnemer W. Dieleman  in Amsterdam zijn project een Museum noemt kan begrepen worden als knipoog naar de klassieke opvatting van kunst. Maar in feite wordt er een belangrijke brug geslagen. De formele organisatie van zijn stichting en de complete audiotour langs ‘gevonden objecten en plekken’ in de openbare ruimte sluiten enerzijds aan bij wat reguliere musea doen, anderzijds worden bezoekers uitgenodigd hun eigen vondsten te spotten en aan te dragen: iedereen kunstenaar!

Welk vervolg of mate van succes een en ander ook zal hebben: de toon is gezet. Een belangrijke stimulans is gegeven om anders te kijken en open te staan voor wat uit  de omgeving  zich met jou wil verbinden en welke betekenis dat voor je heeft. 

Introspectie

Introspectie betekent ‘naar binnen kijken’ in geestelijke zin. Dit kan op individueel niveau gebeuren maar ook in een club, vereniging, groep of zelfs land.  Je zou het een vorm van intern beraad kunnen noemen.  Daarbij horen vragen. Wat heb ik/ hebben we precies gedaan? Vanuit welke motieven of emoties is er gehandeld of besloten? Wat ging er goed of juist helemaal niet? Maar ook meer toekomstgericht: hoe kan dit of dat beter?  Wat wil ik/willen we en waarom?
Het naar binnen kijken bij jezelf als individu – waartoe dit stukje zich zal beperken – is iets wat vandaag de dag niet zomaar voor iedereen vanzelfsprekend  is. Er is rust en voornemen voor nodig: je moet het willen doen en momenten hebben of scheppen waarin je ongestoord bij jezelf kunt zijn, waar of hoe dan ook. Even geen input van buiten, alle aandacht bij wat er binnen in je leeft. 
Een en ander wil niet zeggen dat je midden in de drukte of in een gesprek geen heldere inzichten in jezelf kunt krijgen, het betekent wel dat je de tijd moet nemen om bepaalde constateringen of waarnemingen van jezelf uit te werken.  Jezelf ondervragen, dat is waar introspectie over gaat. Hoe doe je dat?

Allereerst is het verstandig om te weten waarnáár je op een gegeven ogenblik kijkt. Kijk je naar handelingen van jezelf die geweest zijn en zo ja op welke manier kijk je dan? Doe je dat opbouwend, liefdevol of afbrekend? Voldoende, maar niet óverkritisch naar jezelf? Waarachtig? Etc. (Vroeger sprak men wel van gewetensonderzoek; in de moderne aanpak is deze term vrijwel verdwenen. Wat hetzelfde bleef is het feit dat zelfbeschouwing natuurlijk altijd mede gekleurd wordt door de  waarden die je hebt.)
Het is ook mogelijk dat je voor een belangrijke keuze staat en je afvraagt wat je moet doen. In dat geval kunnen veel gepieker en stress optreden en is het verleidelijk om wijze raad in te winnen bij een buitenstaander. Dit lijkt misschien de kortste weg maar de antwoorden die je krijgt zullen toch echt ook weer in jezelf gewogen moeten worden…

Veel vragen die we ons stellen gaan over lopende gebeurtenissen en praktische zaken. Soms zijn  het niet meer dan verzuchtingen en denken we bij voorbaat dat er geen antwoord op komt (of zitten we daar niet op te wachten! ). Bijvoorbeeld: ‘Waarom moet mij dit nu weer overkomen? Wat gebeurt hier? Waarom gaat het zoals het gaat?’ Maar bijvoorbeeld ook: ‘Zal ik de loterij nog eens winnen?’
Interessant is dat dergelijke ‘noodkreten’ onbewust of ongemerkt  aan een dieper niveau raken waarvan we kennelijk niet het gevoel hebben erbij te kunnen komen. We stellen de vragen weliswaar binnen ons eigen systeem maar richten ze eigenlijk tot iets buiten onszelf. Tot een hogere instantie die het overzicht heeft zoals God, het Lot of de Toekomst.  
Anders ligt het bij de vraag:  ‘Waarom heb ik die permanente worsteling met iets?’ Deze formulering nodigt serieus uit tot introspectie en kan leiden tot vruchtbaar zelfonderzoek.

Bij het kijken in jezelf is van belang op welk niveau, welke ruimte je je richt.
Een voorbeeld. In plaats van de vraag te stellen of je nog wel een relatie zult vinden en wat je daarvoor eventueel zou moeten doen, kun je ook overwegen wat wellicht de zin is van het feit dat je op dit moment nog zonder partner bent (wat iets anders is dan het zoeken naar een oorzaak!).    Wat is er op dit moment in je leven gaande waardoor je misschien een gelukkiger of steviger mens aan het worden bent? Misschien word je wel voorbereid op een geslaagde match die voor later bestemd is. Wie weet?  Van die dingen hebben we immers geen overzicht.
Bij grote kwesties in het leven kan louter het stéllen van de vraag ‘Wat is hier de bedoeling van?’ helpen. Hiermee open je een ruimte en plaats je jezelf in een spirituele context.  Het zet  je denken op een ander spoor en geeft nieuwe inspiratie om verder te gaan.

Tegenwoordig hoor je vaak mensen zeggen: ‘Blijkbaar moet ik hiervan leren.’ Of: ‘Wat moet ik hiervan leren?’  Op zich zijn deze vragen een goedbedoelde en nuttige reactie op een teleurstellende situatie of gebeurtenis, zeker wanneer zij leidt tot serieus zelfonderzoek.
Toch kunnen hier in spirituele zin beperkingen binnensluipen. Vooral wanneer we  menen het antwoord snel te weten en dus zelf de controle te kunnen behouden, kan dat blokkerend werken voor wat zich vanuit een dieper niveau  en in langzamer tempo  duidelijk wil gaan maken.
Niemand minder dan Rilke heeft het schitterend verwoord: ‘Als je de vragen leeft, leef je wellicht ooit, per ongeluk, het antwoord in.’  In deze woorden ligt ten eerste besloten hoe belangrijk het is om de juiste vragen te stellen. Over jezelf.  (Maar ook over de wereld! Dit hier terzijde.) Na het stellen van de vragen moet je bereid zijn om ze ook weer los te laten. Antwoorden bestaan immers niet in kant-en-klare vorm  maar moeten de gelegenheid krijgen zich te vormen en te óntstaan.  Per ongeluk nog wel, aldus de dichter. Dat wil zeggen buiten jezelf om. Enig zicht kunnen we gaandeweg krijgen, maar helemaal zeker is dat niet.

Het recept dat Rilke geeft kan het leven spannender maken. Goed mogelijk dat je met de tijd  steeds  geboeider raakt door  het waarnemen van  fenomenaal  in elkaar passende gebeurtenissen, ontmoetingen  en dingen.   Mocht je desondanks ongeduldig worden en het gevoel krijgen dat er helemaal niets gebeurt,  dan kun je twee dingen doen.  Je kunt proberen je vraag of vragen anders te formuleren. Maar je kunt je ook afvragen: ‘Hoor of zie ik de antwoorden wel? Komen ze misschien anders dan ik wil of had verwacht?’

Kortom: geduld, introspectie  en ‘van binnen luisteren’ zijn onmisbare ingrediënten bij het omgaan met het al of niet ontvangen van antwoorden in je leven.  Een ware kunst!

Contact

Veel mondelinge communicaties in de persoonlijke sfeer worden tegenwoordig gekenmerkt door een eigenaardige eenzijdigheid. Bij fysieke ontmoetingen maar ook in telefoongesprekken komt het regelmatig voor dat één persoon onafgebroken zijn of haar belevenissen vertelt aan een toehoorder die misschien een beginvraag heeft gesteld maar vervolgens  te bescheiden, beleefd of op de een of andere manier onmachtig is om ‘er tussen te komen’ of ervoor te zorgen dat ook zijn of haar verhaal aan de beurt komt.  Met de minuten vervliegt de kans of hoop dat er belangstelling van de andere kant komt. De luisteraar krijgt de functie van praatpaal, een mens tegen wie de spreker even lekker aanleunen kan. Tot overmaat (of is dit hilarisch?) eindigt zo’n onderhoud niet zelden met de vaststelling van de breedvoerige spreker dat er weer ‘fijn is bijgepraat’. Einde ontmoeting, bezoek of telefoongesprek.

De vraag in hoeverre het hier gaat om een typisch tijdsverschijnsel en het vroeger dus heel anders was,  kan natuurlijk niet zomaar worden beantwoord.  Waarschijnlijk spelen – naast onze gewendheid om online te communiceren – meerdere factoren mee. Feit is dat het uitsluitend zenden als behoefte en gewoonte in deze tijd een hoge vlucht heeft genomen. Geduld, ruimte  en tijd nemen voor de ander tijdens een ontmoeting is lang geen vanzelfsprekendheid.  Niet alleen voor het verháál van de ander: ook voor wat hij of zij als reactie  wil geven op wat men te berde brengt. Grof gezegd: het kan zomaar gebeuren dat het discours van één kant wordt dichtgetimmerd en de luisteraar  op zijn zachtst gezegd met gemengde gevoelens achterblijft.

Bij deze voorstelling van zaken moeten enkele  kanttekeningen en nuanceringen worden geplaatst. De eerste betreft het karakter van personen. Er zijn hypernerveuze en drukke mensen die ervaringen graag verwerken door erover te praten; die het nodig hebben tot in detail hun belevingen uit de doeken te doen tegenover een medemens. Een ander type mens – de man of vrouw  ‘van weinig woorden’ – verwerkt de dingen juist graag in stilte, in zichzelf.  Bij hem of haar is de behoefte tot praten veel minder groot. 
Een tweede kanttekening betreft de situatie van personen. Als iemand zich in een crisissituatie bevindt is het heel logisch en natuurlijk dat hij of zij vol emoties zit en geen ruimte heeft voor het verhaal van een ander.  Tot op zekere hoogte is het dus normaal dat degene met de grootste zorgen meer urgentie voelt om zich te uiten dan iemand die zich in rustig vaarwater  bevindt. Toch kun je je met  zo’n uitspraak gemakkelijk op glad ijs begeven. Immers, gaat de stelling op dat ‘wie veel meemaakt’ meer recht van spreken heeft dan degene die een (uiterlijk!) kalm leven leidt? In de vakantievariant:  heb je meer recht van spreken wanneer je een verre reis hebt gemaakt dan wanneer je rustig bent thuis gebleven? Hoewel het waarschijnlijk is dat introverte personen of mensen met weinig  spectaculaire ervaringen uit zichzelf  niet langdurig het woord zullen nemen, betekent dit niet dat ze geen behoefte hebben aan aandacht  en belangstelling!

Alles draait uiteindelijk om contact. De letterlijke betekenis van het woord luidt: betrekking, onderlinge verbinding. Het moment waarop je een ander ontmoet of door de telefoon spreekt is er sprake van communicatie.  In het ideale geval wordt deze gekenmerkt door gelijkwaardigheid of  – wanneer zij ontbreekt – op z’n minst door fatsoen.   Presentator Pieter Hulst vertelde eens in een tv uitzending:   ‘Mijn moeder was boos als ik ergens op bezoek was en geen vragen stelde aan de ander. Dat vond zij rete-onbeleefd.’ Een verrassend gezichtspunt: vragen stellen aan iemand uit wellevendheid!

Het stellen van vragen aan een ander is  de meest onderschatte tool in communicatie en de beste voorwaarde voor goed contact. Waarom gebeurt het zo weinig? Wat is er zo moeilijk aan het stellen van de vraag ‘wat bedoel(de) je daarmee?’ of ‘wat voelde je toen’, enz., behalve dat er wat tijd mee is gemoeid? Vinden we het intiem, te ver gaan, hoeven we zóveel nu ook weer niet van een ander te horen of te weten?
Bij alle misverstanden, vooroordelen, ruzies en onbegrip die de wereld  teisteren lijkt het stellen van vragen  een voor de hand liggende, kostbare sleutel te zijn naar meer lucht, ruimte en voortgang. Vragen waarmee je wellicht foutieve conclusies die je over de ander trekt kunt checken en/of kunt corrigeren. Vragen die de ander gelegenheid geven wat meer te vertellen, wat achtergrond te geven bij een enkele mededeling zodat een groter of helderder plaatje ontstaat: voor de toehoorder, maar ook voor de spreker zelf  (hardop praten doet wat met de hersenen !).
Bescheiden of stille mensen zullen bij uitstek floreren bij vragen – geríchte vooral.  Omdat ze in aanwezigheid van drukke praters gauw onzeker zijn omtrent de tijd, belangstelling en het geduld die er voor hén beschikbaar zijn,  zijn ze gemakkelijk geneigd om het gesprek van zich af te draaien.

Het mooiste zou zijn als we ons bewust zijn van wat we willen met een ontmoeting of gesprek. Willen we als spreker aandacht, ontspanning, willen we even uitrazen, leunen op? Iets bijdragen, helpen? Willen we eerlijke feedback? Bewondering? En als we luisteren, kunnen we dat dan doen met geduld en echte aandacht zonder degene die spreekt steeds  in de rede te vallen?
Samengevat: als we willen delen, wat betekent dat dan voor ons? Wat willen we ermee voor onszelf? Wat willen we van de ander?  

Vragen staat vrij, zeiden de mensen vroeger.  Laten we elkaar meer vragen stellen. Uit fatsoen op z’n minst. Uit belangstelling, oprechte indien mogelijk. Laten we dóórvragen om het grotere plaatje te zien – in het praktische, het gevoelsmatige,  het diepere niveau.  
Des te beter houden we contact!

Feest  

Of je nu wel of niet van feesten en feestjes houdt, niemand ontkomt in het leven aan de confrontatie met het verschijnsel feest. Een thema  met zeer veel vormen en kanten. Volgens taalkundigen heeft het woord twee hoofdbetekenissen. In de eerste plaats een plechtige en/of vreugdevolle viering van een gedenkdag, zoals bijvoorbeeld kerst of een verjaardag: iets terugkerends. Maar het kan ook een bijeenkomst  zijn ter viering van een eenmalig feit zoals een huwelijk, jubileum etc. Het laatste type feest is van te voren meestal tot in de puntjes georganiseerd.  Het kan echter ook spontaan ontstaan zoals bij de uitslag van sportkampioenschappen, eindexamens en onverwacht vreugdevolle gebeurtenissen.
Een feest draait altijd óm iets. Je doet het met anderen en het is iets leuks. Iets waar je blij van wordt. Dat is althans de bedoeling.
Wanneer er in het leven een feest(je) op je af komt is het eerste wat in je opkomt meestal: heb ik er zin in? Hoe gemakkelijk steekt er in je hoofd niet  een storm van gedachten en overwegingen op die des te sterker is  naarmate je zelf  initiatiefnemer of organisator bent van een evenement. Hoe, wat, waar en met wie? En hoe zit het met de financiën? Feesten betekent in de aanloop  hoe dan ook altijd veel denkwerk van betrokkenen.

Het ingewikkelde van een georganiseerd feest  is dat het voorgeprogrammeerd is  qua emotie. Het woordenboek zegt het al. Het is  bij voorbaat  vreugdevol. Dat kan iets opgelegds geven. Iets wat móet.  Het kerstfeest bijvoorbeeld is voor veel mensen eerder een bron van piekerijen dan een gelukkige gebeurtenis. Zeker vooraf! De overdadige commercie en langdurige feestverlichting in steden en straten benadrukken zó dat het allemaal mooi is en fantastisch gaat worden dat het op veel mensen een averechts effect heeft. Het ‘blij dat het voorbij is’  is dan ook een veel gehoorde verzuchting aan het begin van het nieuwe jaar.  Jarig  zijn is weer een ander verhaal. Een feestelijke gebeurtenis? Het is een hele kunst om blij te zijn met ouder worden, met het feit dat je leven korter wordt… Dat je mag vieren dat je er überhaupt bént – misschien de kern van een verjaardag – is dikwijls niet het eerste wat in je gedachten komt. Zeker niet wanneer je gasten eerder voor zichzelf komen dan voor jou. (Curieus in dit verband is de term  ‘feestvarken’!)   

Bij feest hoort in principe een feestelijk gevoel. Soms echter zijn er specifieke omstandigheden waardoor je dat gevoel niet hebt. Er kan rouw zijn in je leven, om iemand of iets. Je kunt ook zonder reden door een moeilijk periode heen gaan en somber zijn. Wat doe je in zo’n situatie wanneer je wordt uitgenodigd voor een knalfeest? Een straatbarbecue?  Een reünie? Een dansfeest of festival? Ga je afzeggen al of niet met een smoes of denk je dat het je goed zal doen om de geest te verzetten? De laatste optie kent enig risico.  Als je ervoor kiest om je over je gevoel heen te zetten en je komt ook tijdens het feest niet in de stemming (soms integendeel!), wat kun je dan nog doen behalve vroegtijdig vertrekken en achteraf balen? Jammer, maar een volgende keer beter.
Een feest, wat voor soort ook, groot of klein, kan in theorie drie dingen met je doen. In de meest gunstige zin kan het zijn wat het beloofde te worden: een samenzijn met anderen waar je je op hebt verheugd  en wat de voorpret bevestigt.  Ook kan het je – wanneer je vanuit een niet-feestelijk gevoel toch besluit naar een feest te gaan – uit je sombere stemming halen zodat er wat ontspanning en blijheid in je stroomt al is het voor even. Als het je lukt om daarvoor open te staan, geeft dat energie. Het derde geval doet zich voor wanneer je in feeststemming (met zin dus) ergens heen gaat maar ter plekke in de mineur raakt vanwege een onaangename ontmoeting of omdat er iets vervelends gebeurt.  

Bij elk feest is sprake van een bepaalde dynamiek, iets wat zich ontwikkelt vanuit  en binnen de unieke  en tijdelijke werkelijkheid die de samenkomst is. Hoewel het ondoenlijk is om zo’n dynamiek tot in details te analyseren – daarvoor is zij te snel en veel  te comlpex –  zou  je wel enkele factoren kunnen bedenken die meespelen bij een fijn feest. Wordt er bijvoorbeeld bij een jubileum (persoonlijk of zakelijk)  of verjaardag goede aandacht geschonken aan de reden van het feest? Met andere woorden is er een duidelijk bewustzijn van wat men komt doen en vieren? Een tweede factor voor het slagen van een feest hanjgt af van de feestgangers zelf. Blijven ze zitten in hun eigen stemming/gedachten/zorgen en emoties  of komen ze ervan los? Wíllen ze dat wel? Nauw met dit punt  verbonden is de vraag of er tijdens een feest  een sfeer ontstaat die meer is dan de som der delen, namelijk een energie  die uitstijgt boven het individueleWanneer een feest een ervaring wordt van  gemeenschap en verbondenheid, een unieke creatie van één + één = drie ,  dan kun je er  een langdurig positief gevoel aan overhouden. (Natuurlijk kan een dynamiek, zeker bij overvloedig middelen-  of drankgebruik, ook negatief uitpakken maar dit terzijde).

Feesten behoren tot de rituelen van het leven. Momenten waarop je even uit mag rusten van jezelf . (Vieren komt van het Latijnse woord feriari, wat betekent  uitrusten, niet werken. Vergelijk ook: vakantie nemen).
Het goede nieuws voor wie helemaal niet van feesten houdt is dat een feestelijk gevoel in jezelf ook mogelijk is zonder sociale bijeenkomst. Het kan er zomaar zijn, plotseling, vanuit een mysterieuze  dynamiek. Een ogenblik waarop je volkomen blij en gelukkig bent. Wat doe je dan? Een gebakje kopen? Een gat in de lucht springen? Hoe dan ook…. Geniet ervan!

Bewustzijn         

Het is benauwd op aarde. Steeds benauwder zelfs. Oorlogen en conflicten om territoriumkwesties en religie laaien op. Gevecht om het eigen gelijk, angst voor annexatie en identiteitsverlies, machtsstrijd, toe-eigening van gebieden of verlies  van grond, ze leiden tot de vreselijkste beslissingen, agressie en diepe haat. Met regels, onderdrukking en  tirannie verkleinen we waar mogelijk elkaars ruimte. We zijn niet alleen bang. We worden vooral ontzettend boos. En grijpen naar de wapenen – fysiek en verbaal. We zijn verzeild in barbarij. 
In een overmoedige obsessie met de moderne tijd hebben wij gemeend de geschiedenis achter ons te kunnen laten. De wijsheid en lessen die met bloed en tranen door de eeuwen heen zijn  geschreven hebben we veronachtzaamd en terzijde geschoven.  Nu komen we van een koude kermis thuis.  Zijn we terug bij af? Kostbare collectieve energie in de evolutie ging heen met polarisering en vervreemding. Met strijd en destructie. Tot op heden. Zonde.

Voor de pessimisten is  het weldra einde verhaal met de aarde. Hun aantal neemt met de dag toe. Maar er klinken ook andere geluiden. Soms hoor je opeens iemand met volle overtuiging zeggen:  ‘Het komt allemaal goed’.  Wie kan  zoiets nou zeggen bij het zien van de onvoorstelbare puinhopen in de wereld? Wat is de al of niet religieuze achtergond van een dergelijke uitspraak? Zo vraag je  je misschien af.
Hoe  we ook kijken of denken, het is duidelijk dat we in de overgang zitten naar een andere – en dus nieuwe  tijd. Collectief worden we uit onze comfortzone gedreven. Oude patronen, oude vormen, oud denken en oude manieren van doen brokkelen af. Een zee overspoelt het zandkasteel.  Wat moeten we ermee, wat kunnen we? Wat zal uit deze chaos voortkomen?

Het grootste en diepste probleem op aarde is dat we geen idee hebben  van wat de bedoeling  is van deze planeet. Waarom speelt zich hier zo’n wonderlijk geschakeerd leven af in een onmetelijk heelal, waarom zijn wij – voor zover onze kennis nu reikt – zo verschrikkelijk alleen in de onmetelijke ruimte? Zo anders? Wie of wat heeft dit mogelijk gemaakt, veroorzaakt? Of, meer toekomstgericht  geformuleerd,  wat is de zin van dit alles? Wat het doel? Godsdiensten pretenderen het antwoord te kunnen geven, maar diep in ons drenzen de vragen. Het geheim blijft volstrekt ontoegankelijk en wij, met onze capaciteit tot reflectie, weten ons eigenlijk geen raad.  Koortsachtig beoefenen we de ruimtevaart, in de dubieuze hoop op een goede dag de aarde te kunnen onvluchten. Intussen verliezen we alle verbinding met de ruimte die voor ons beschikbaar is. 

Wij die uit ruimte gemaakt zijn, wat is eigenlijk onze ervaring met haar? Onze relatie tot haar? Exploreren we haar op de plek waar wij geplaatst zijn, waar we wonen? Verkennen wij haar  in onze geest? In de omgang met elkaar? Waarom hebben wij het er zo weinig over? Zou het mogelijk zijn dat onze diepste angst niet de medemens maar de ruimte zelf betreft? Vanuit menselijk oogpunt is angst voor ruimte heel  begrijpelijk. En ook reëel. Ruimte, echte ruimte, is best eng. Daar is namelijk niets. Geen wegen, geen vastigheid, geen routes. In ruimte moet je je wagen en dan afwachten wat komt en hoe het zal gaan. Je moet er al je krachten gebruiken, creatief en vindingrijk zijn.  Zo is de toestand van de aarde. In die omstandigheden tasten wij rond.   
Ons bestaan dat wij van de wieg tot het graf denken te kunnen verzekeren, is in wezen niets dan leegte. Lege ruimte. Dat wij houvast zoeken is niet gek. Wat gek is, is dat wij geen houvast zoeken bij elkaar. Elkaar niet herkennen in kracht, energie en mogelijkheden noch in kwetsbaarheid, angsten en behoeften. Het is vreemd dat wij ons niet bekennen tot elkaar. In plaats daarvan elkaar tegenwerken en ondermijnen. Mogelijk hebben wij een valse start gemaakt en is het dáárvan nu einde verhaal?

Zonder inzicht in wat we aan het doen zijn, zal het niet langer gaan. Er zal een nieuw bewustzijn moeten komen.  Het besef dat we als groep genaamd mensheid in een te gekke, onbekende zoekopdracht zijn geplaatst waar iedereen, niemand uitgezonderd, voor nodig is. Een radicale omwenteling in het denken die maakt dat we door  de verschillen heen eindelijk de overeenkomsten gaan zien.
Er is een toekomst waarin alles in allen  kan bestaan maar wij zelf de weg moeten vinden. Zelf zoekmachine moeten zijn. Voortgaan zonder te  weten. De wil om te scheppen in plaats van te vernietigen, al ziet niemand nog precies wat. De zin om mogelijkheden te achterhalen. Van het gezamenlijke, van de aarde. Van ieder individu. Daarvoor moet de geest op scherp staan en het verlangen worden gewekt om een nieuwe, ongelooflijke energie te genereren.

Elkaar supporten. Onvoorwaardelijk. Alle neuzen dezelfde kant op. Alleen zó zal de ruimte verdraaglijk zijn.

Verzet

Het eerste waar je misschien aan denkt bij het woord ‘verzet’ is de Tweede Wereldoorlog. In de meidagen en zeker in dit jaar van de tachtigste verjaardag van de bevrijding komt deze betekenis – die in het woordenboek van Van Dale een zelfstandige vermelding krijgt – al gauw naar voren: een verzamelwoord voor alle ondergrondse activiteiten die tegen de Duitse bezetter waren gericht. Veel woorden zijn eraan ontleend zoals verzetsbeweging,verzetsdaad,verzetsheld, verzetsmonument, verzetspoëzie, verzetsmuseum enzovoort.   
Maar wellicht rijst bij ‘verzet’ ook gemakkelijk het beeld op van een arrestant die zich verzet tegen zijn of haar aanhouding. Op filmpjes zie je soms de worsteling die er bij zo’n gelegenheid plaatsvindt. En wat te denken van activisten van Extinction Rebellion die zich door de politie laten wegslepen van de A12 nadat nadrukkelijke waarschuwingen om te vertrekken werden genegeerd? Of van lokale protesten tegen de komst van een AZC?

De betekenissen die Van Dale voor ‘verzet’  geeft lijken heel verschillend,  maar staan bij nadere beschouwing in interessant verband met elkaar. Los van het oorlogsverzet worden genoemd: 1. Ontspanning of afleiding (‘een verzetje’), 2. Het verzetten of verplaatsen (de klok, de geest) en 3.  Handelingen die bedoeld zijn om als onterecht ervaren uitoefening van de macht te verhinderen of te belemmeren. De laatste betekenis  komt  volgens het woordenboek overeen met  weerstand, tegenstand of oppositie  en bergt een waaier aan motieven, emoties en gradaties van geweld in zich. Verzet kan individueel of collectief worden gepleegd , op actieve of passieve wijze.  Het  kan grimmige, agressieve  vormen aannemen, maar ook in stilte of lijdzaamheid worden gepleegd.  

In alle gevallen is verzet een NEE.  Het richt zich altijd tégen iets. Dit impliceert een beweging. Er wordt energie gegenereerd om iets van plek of koers te doen veranderen. Hier komt de link met de betekenis van ‘verplaatsing’ in beeld .  Personen  in verzet willen óf een gegeven situatie veranderen óf op z’n minst zichzelf in een andere verhouding tot die situatie definiëren en opstellen.  Zichzelf een eigen plaats geven dus.  In alle gevallen kost dit kracht. Geestelijk, maar ook fysiek : verzet roept altijd een zekere spierspanning op, al naar gelang het soort.  Daarbij moet je bij elke vorm van verzet rekening houding met een onplezierige reactie: enige mate van represaille,  onderdrukking of isolatie is niet zeldzaam en zelfs te verwachten.
Zo wezensvreemd is de  krijsende peuter in de  supermarkt niet voor ons wanneer hij van zijn moeder in zijn  buggy moet blijven zitten… Een allesbegrijpelijke daad van actief verzet tegen een hemeltergende beperking! Vroeger volgde een klap ter plekke. Tegenwoordig zijn de sancties verhulder. Maar kunnen we ook nadenken over wat ons beweegt?

Achtergrond van alle vormen van verzet is een visie. Een overtuiging over  wat hoort, wat moet of wat goed is.  Vaak gaat het om bepaalde waarden zoals vrijheid of om inzichten en feiten waar niet naar geluisterd wordt.  Met  andere woorden om een reactie op een bepaalde situatie waarin macht een rol speelt. Hier kan – zeker tegenwoordig – nog bijkomen: de druk vanuit de massa, vanuit datgene  ‘wat iedereen vindt dat moet’.
Het hoeft niet altijd over grote dingen te gaan! Een afwerende reactie hebben of in opstand komen tegen iets wat je niet wilt kan in feite over alles gaan wat zich in het leven voordoet. Hoe vaak verzetten wij ons niet – actief of passief  – tegen voorstellen, beslissingen of veranderingen die ons dagelijks leven binnenstormen? Hoeveel zouden we niet vurig willen verplaatsen, verzetten naar een andere plek, een ander moment? In de moderne welvaartsmaatschappij kunnen we daar soms behoorlijk in doorschieten. Maar serieus kan het ook worden wanneer we ons minder gaan thuis voelen in ‘hoe het tegenwoordig allemaal gaat’; wanneer we daarvoor geen oplossing vinden, kan in het uiterste geval verzet tegen het leven zelf ontstaan.

‘Iets in mij verzet zich tegen dit of dat’.  Wat doe je met zo’n constatering? Is er behalve de weerstand ook iets wat je wél wilt? Waar je vóór bent en zo ja, wat is dat dan?  Heel goed mogelijk dat  een gevoel van verzet voortkomt uit een wens of innerlijk weten dat de actualiteit voor jou of in het algemeen belang anders moet. Ben je je dan bewust van de bron waaruit zo’n idee of houding ontstaat   en kun je in je denken ook voorbij het verzet komen?  Anders gezegd, heeft het ‘waardoor’ van je verzet ook zicht op een ‘waarvoor’  dat je inspireert tot inzet, moed en  incasseringsvermogen? Deze vragen kunnen zowel individueel als collectief verhelderend zijn. Ten diepste horen ze bij elkaar.

Politiek gemotiveerden overzien hun actieve verzet van begin tot eind en dragen de ultieme consequenties ervan.  Navalny was er een voorbeeld van. Ook de verzetstrijders in WO II hebben alles gezien en geweten. Zij hebben het ‘waarvoor’ van hun keuzes, daden en beslissingen scherp voor ogen gehad en in veel gevallen hun leven voor onze vrijheid gegeven.
Hoe ziet in het licht van deze geschiedenis voor ieder van ons verzet er eigenlijk  uit? Welk aandeel heeft verzet in jouw leven qua energie en/of tijd? En waartegen richt dit verzet zich? Is er ook een duidelijk  ‘waarvoor’ in je verhaal en zo ja over wie gaat dat dan?

Omslag

In de relatie tussen personen, in de politiek, op een feestje, tijdens een bijeenkomst  –   waar dan ook kan het gebeuren dat de stemming ineens omslaat. Ook op andere manieren kennen we dit. Op een warme zomerdag kan plotseling een onheilspellende wind opsteken, gevolgd door een felle donderbui.  We betreuren dan de weersomslag die onze barbecue in het water doet vallen. Het tegenovergestelde komt natuurlijk ook voor. Wanneer plotseling de zon doorbreekt in sombere tijden  zijn we maar wát blij.   
De woorden ‘ineens’ en ‘plotseling’ zijn gevallen: kenmerk van een omslag is het onverwachte. Het bruuske van een verandering waarop we niet gerekend hadden en niet zijn ingesteld.

In het persoonlijke verkeer, met name in een close vriendschap of relatie kan de omslag in de houding van de ander bij wie je je kwetsbaar voelt hard aankomen. Ineens is vertrouwelijkheid en warmte veranderd in koelte en afstandelijkheid. Au, wat een pijn.  Onzekerheid bestormt je. Wat heb je verkeerd gedaan, gezegd? Wat is er aan de hand met die ander? Dit heb je niet aan zien komen. Omdat de openheid weg is zal je dikwijls niet te horen krijgen wat er speelt. Akelig!  Je begrijpt er niets van.
Een speciaal soort minder prettige omslag in personen zie je soms wanneer mensen vanuit een kwetsbare, zoekende en daardoor open houding terecht komen op een bevoorrechte plek die macht en financiele vooruitgang inpliceert. Gevoeligheid en vriendelijkheid slaan om in arrogantie of gebrek aan empathie.

Ook in bijeenkomsten met meerdere mensen kan er plotseling iets veranderen. Tot vreugde of tot droefenis. Demonstraties en allerhande meetings van politieke aard zijn hier een goed voorbeeld van, maar ook bij jubilea en reünies kan een verrassende omslag in stemming of sfeer plaatsvinden waar je niet zo gemakkelijk een vinger op kan leggen. Blijkbaar zijn er onzichtbare krachten en invloeden werkzaam in de collectiviteit die maken dat iets drastisch  verandert in het tegengestelde.  Zomaar?  Meestal ervaren we het zo, zonder ons er verder in te verdiepen.

In de huidige ontwikkelingen op wereldniveau is sprake van een omslag die zijn weerga niet kent en die voor velen ronduit schokkend is. Natuurlijk gebeuren veel dingen niet helemaal plotseling en is veel een voorspelbaar gevolg van besluiten. Dat  geldt voor de oorlogen in het  Midden-Oosten en Oost-Europa. Ondanks dat voelen we massaal dat we opeens aan de andere kant van een grens zijn beland (geworpen?) dat een breekpunt lijkt te zijn. Een lijn waarvan  we nooit hadden verwacht dat zij zou worden overschreden. Ineens worden we geconfronteerd met een ander denken, ander gedrag dat plotseling gangbaar is en kennelijk door de beugel kan. Waarden die tot voor kort algemeen als heilig werden beschouwd vloeien over in  tegenovergestelde die ons de adem lijken te benemen.

Hoe gaan we eigenlijk om met omslagen? Iedere omslag is spannend en dikwijls raadselachtig – zelfs wanneer we haar als positief ervaren. Een omslag zet ons op een ander been, geven  ogenblikken van onbalans en verlies aan zekerheid. Kan ik  de persoon die mij altijd genegeerd heeft en nu opeens poeslief tegen mij is wel vertrouwen? Wil hij of zij misschien iets van mij nu hij of zij omslaat als een blad aan de boom?
Een zekere mate van schokeffect is altijd eigen aan een omslag. We moeten iets loslaten, wennen aan iets anders, ons aanpassen dus. Geen barbecue? Heel jammer en vervelend maar we vinden altijd wel een oplossing om toch leuke uurtjes te hebben. We máken er toch wat van? Natuurlijk kunnen we het hierbij laten. Maar we kunnen ook dieper gaan. We kunnen reflecteren op onze omgang met de werkelijkheid. En op onszelf.

Dat er iets gebeurt wat plotseling totaal anders lijkt heeft alles te maken met onze waarneming.  Wat wij als omslag benoemen en ervaren,  is niet meer of minder dan een kantelpunt van een proces dat al langer gaande is en nu van onzichtbaar naar zichtbaar overgaat.  Een miniem moment, een fractie – vanuit ons perspectief gezien echter ingrijpend. Er is  altijd een werking vooraf die wij niet zien of niet willen of kunnen zien.
(Ter vergelijking: vanuit het onbewuste in je eigen psyche kan opeens een inzicht je bewuste binnenvallen en doordringen. Je kunt dit ervaren als een omslag. Ineens begrijp je beter wie je bent of wat je staat te doen in het leven. Zo’n ervaring komt niet uit de lucht vallen.  Ze  werd door onzichtbare krachten en wie weet ook een beetje door je bewuste zelf langdurig voorbereid. Het moment was rijp en zie daar!)

Omslag is iets wat wij als een schokkende breuk met onze situatie aan de werkelijkheid toeschrijven, terwijl  dat daar niet als zodanig bestaat.  In alles is altijd het andere ook (al) aanwezig. Dat is de oosterse wijsheid  – yin en yang – waaruit we hoop mogen putten. Onder de huidige schaduwen in de wereld bereidt zich op onzichtbare wijze, mede door de inzet van velen, iets voor wat vroeg of laat aan het licht kan komen. Een omslag waarvan we de voorbereidende werking moeten geloven en vertrouwen.

Levensverwachting

Onlangs verscheen in de media weer een rapport met de nieuwste cijfers over de levensverwachting van Europeanen. Al meer dan dertig jaar neemt de gemiddelde leeftijd waarop mannen en vrouwen sterven toe, aldus het medische tijdschrift The Lancet.   Ondanks de teruglopende verwachting tijdens corona werden mannen in  Europa in 2024 gemiddeld 80,5 jaar en vrouwen 83,3. Het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS)  voorspelt dat  in 2050 de gemiddelde levensverwachting in Nederland zal stijgen tot 86,5 jaar. 

Binnen dit verhaal valt een specifieke nuance op. The Lancet meldt dat al vóór corona de levensverwachting minder snel steeg dan daarvoor.  Dit schrijft men toe aan een toenemend aantal sterfgevallen ten gevolge van hart- en vaatziekten. Deze  worden op hun beurt gekoppeld aan  de ongezondere manier van leven door Europeanen : slechter eten, minder bewegen, roken en drinken. De bekende lijst, waarvan ongezond eten de kroon spant.  Inspanningen om gezond voedsel goedkoper te maken en het roken uit te bannen zouden in deze visie  leiden tot een steeds hogere levensverwachting. So far so good.  

Zonder de feiten te ontkennen of ook maar iets af te doen aan de geweldige vooruitgang van de medische wetenschap kun je serieuze bedenkingen hebben bij het eenzijdige plaatje dat nu al jaren hardnekkig in de media rondgaat.  Immers, waar blijft de psychologische oftewel geestelijke factor in het denken over levensverwachting ? Wordt deze meegenomen in de onderzoeken? Je leest er nooit iets over.  Niet voor wat betreft individuele gevallen en niet in verband met de heersende cultuur. Als het klopt dat deze cruciale meespeler in het veld (zijn we niet lichaam en geest?) simpelweg wordt genegeerd, heeft dat vanuit wetenschappelijk oogpunt waarschijnlijk als belangrijkste reden dat de invloed van spanning, stress en verdriet op het lichaam moeilijk meetbaar is. Daar komt nog iets bij. In de moderne cultuur zijn ‘psyche’ en ‘geest’ de laatste dertig, veertig  jaar als niet sexy, niet snel en soms zelfs als wat hinderlijk  op een zijspoor gezet. De enorme mentale problematiek die zich recent bij jongeren begint af te tekenen is hiervan het resultaat.

De grote nieuwe verslaving van het scherm zal zowel in lichamelijk opzicht (ogen, zenuwgestel en hersenen) als vanuit het geestelijke domein  (angsten, stress)   de levensverwachting in de loop van de tijd wel eens kunnen gaan temperen. Los hiervan  veroorzaken vertechnologisering en digitalisering van de maatschappij bij velen die om de een of andere reden niet goed mee kunnen komen spanning, machteloosheid en frustratie met alle lichamlijke gevolgen van dien. Of hier wellicht een link bestaat met de minder snelle toename van de levensverwachting sinds het begin van deze eeuw is een interessant punt voor onderzoek – zeker wanneer de tijd wat verder gevorderd is.  

Het discours omtrent  levensverwachting  en gezondheid in zijn algemeenheid is gebaseerd op enkele aannames. Ten eerste: we moeten zo oud mogelijk willen worden. Ten tweede: we hebben individueel schuld aan ‘slechte gewoontes’. Ten derde: we zijn zelf verantwoordelijk voor onze leeftijd.  Hiermee wordt duidelijk dat niet alleen de psychische factor buiten beeld blijft, maar ook de samenleving als zodanig. De cultuur.  Gezondheid is een uiterst complex gegeven, dat mede afhangt van wat je met elkaar schept aan sfeer, afspraken en gewoonten. Zo zou een serieuze onderzoeksvraag naar het waaróm van een ongezonde levensstijl bijvoorbeeld een schat aan informatie kunnen opleveren die uiteindelijk  ten goede komt aan  allen.  
‘Bij de mening die wij huldigen over gezond leven moeten we nooit vergeten dat de samenleving wemelt van gedragsvormen, gewoontes en verslavingen van uiteenlopende aard die eenvoudig niet (h)erkend worden als ontsnappingsroutes of als schadelijke keuzes voor individuen en hun omgeving. Mensen worden vaak ziek om psychische redenen of door het gedrag van anderen, maar vreemd genoeg wordt hier nauwelijks over gesproken. Onvriendelijke omgang tussen mensen in het algemeen, ruzies die niet worden opgelost, een agressieve buurman, partner of werkgever: velen zouden aansprakelijk moeten worden gesteld voor ziekmakend gedrag.
Niet het brandmerken van personen of groepen draagt bij aan de discussie. Wel het nadenken over en verbeteren van het algemene leven. Een bezinning op collectieve verantwoordelijkheid voor het fysieke én geestelijke milieu.’
(citaat uit ‘Het nieuwe moeten; vragen om cultuur’)

Het woord ‘levensverwachting’ komt nog in een ander verband voor en wel op onheilspellende wijze. Wanneer iemand een ernstige diagnose bij de dokter krijgt, zal hij of zij niet zelden te horen krijgen  hoe lang de levensverwachting nog is. Een kwestie van dagen, weken, maanden of in het gunstigste geval  jaren.  Al naar gelang. Bijna iedereen heeft zo’n situatie van nabij wel eens meegemaakt. Nog los van het al of niet uitkomen van zo’n voorspelling krijgt de patiënt met de diagnose een tijdvonnis mee waar hij of zij  niet meer onderuit komt. Een levensverwachting in tijdseenheden uitgedrukt en door iemand van buitenaf op ons lijf geplakt. Niet in alle landen doet men het zo maar wij Nederlanders willen graag weten ‘waar wij aan toe zijn’.   Wat doet dit met een mens? Welke waarde heeft  zo’n perspectief? Draagt het bij aan de kwaliteit van je leven of leidt het juist af van diepe processen die buiten de tijd doorleefd zouden kunnen worden?

Tot slot kun je de term levensverwachting nóg anders hanteren. Je kunt er iets van maken dat helemaal van jezelf is. Wat verwacht jij van het leven? Die vraag kun je jezelf op iedere leeftijd stellen, zelfs wanneer je stokoud bent. Het aardige wat je dan onder andere kunt ontdekken is dat verwachten niet hetzelfde is als dromen of hopen.