Terwijl de aarde zucht onder rampen ten gevolge van een alarmerende klimaatverandering, diersoorten in hoog tempo uitsterven en wij ons zorgen maken over de toekomst, doen wij moeite om het tij te keren. Dat wil zeggen: sommigen doen dat. Acties, veranderingen in individueel gedrag, politieke besluiten. Het lijkt nog niet veel op te schieten. Het hier en daar, het ‘het zal mijn tijd wel duren’, het al of niet verkapte eigenbelang (lees geld) maakt dat er zeer veel weerstand heerst om zaken werkelijk aan te pakken. Daarbij speelt ook een zekere moedeloosheid. Apathie. Hoe valt zoveel achterstallig onderhoud immers nog te repareren?
Hoe je ook denkt of naar de wereld kijkt, niemand kan om het feit heen dat de diersoort mens een fenomenale macht heeft ontwikkeld om sturing te geven aan het leven op aarde en te heersen over de planeet. Bestaat er nog onontgonnen land waar de mens niet geweest is, zijn oog niet gretig op heeft laten vallen? Wat ooit wilde natuur was is toegeëigend, gebruikt, geconsumeerd. Getransformeerd in gebieden waar bodemschatten, schoonheid of stilte tot op de dag van vandaag goud opbrengen voor bedrijven en voor de toeristenindustrie. De mens als alleenheerser…
Maar laten we niet zo zielig doen met ons geklaag ‘dat het met de natuur niet goed gaat’. Laten we ook eens naar onszelf te kijken. Naar hoe wij als natuurlijke wezens bezig zijn met onszelf.
Hoe goed gaat het eigenlijk met ons? De laatste tijd wordt – zeker in ons land – overvloedig geschreven over de mentale problemen van de bevolking, in het bijzonder die van de jeugd. Tegelijk wordt verwoed gehamerd op gezond leven: het percentage dikkerds, rokers en drinkers gaat maar niet omlaag. Allerlei oorzaken en oplossingen worden aangedragen. De voorlopigheid en oppervlakkigheid ervan valt op. Toch is het niet zo moeilijk om dieper te kijken.
Wanneer we de praktijken inzake onze omgang met de aarde bezien, kunnen we op z’n minst vermoeden dat we ook bezig zijn roofbouw op onszelf te plegen. Een kwestie van pure logica: als een wezen deel uitmaakt van een geheel dat door hem/het/haar wordt uitgewoond, woont dat wezen dan automatisch ook zichzelf niet uit? Anders gezegd, onze zorgen om de planeet zouden evengoed onszelf moeten betreffen! Aan de hand van één centraal punt: in hoeverre zijn we niet alleen bezig in ernstige mate de aarde te overvragen maar ook onszelf als natuurlijk gegeven soort?
Hoe knap de mens ook is gebleken om bepaalde zaken te ontwikkelen, niet ontkend kan worden dat zijn fysieke bestaan universeel gezien bepaalde biologische behoeften en begrenzingen kent: eten, drinken, liefde en dood – om zomaar iets essentieels te noemen. In deze tijd van uitdijende technologie , door onszelf in gang gezet en bejubeld, is het denkbaar dat wij op een vreselijke manier in de knel beginnen te raken met onszelf voor wat betreft onze menselijke conditie. Mogelijk leven we te snel, te gemakkelijk en tegelijkertijd te ingewikkeld. Waarmee we voor onszelf een verontrustende disharmonie aan het scheppen zijn.
Te snel leven bemoeilijkt of blokkeert onze aarding. Letterlijk: onze verbinding met de aarde waar groeiprocessen nu eenmaal tijd vragen en langzamer gaan dan de moderne technologie ons voorhoudt en waartoe zij ons verleidt. De groei van planten en bomen, genezing van ziekte of liefdesverdriet, maar ook rouwverwerking zijn allemaal typisch ‘van de aarde’. Iedereen die kijkt, voelt of wat meemaakt, weet hiervan. Alleen hij die niets in de weg wordt gelegd gaat snel, sneller, snelst. Raakt vervreemd van zijn oorsprong en uit balans.
Te gemakkelijk leven is leuk en fijn (als je alles onmiddellijk op je telefoon op kan zoeken en niet meer naar een bibliotheek of winkel hoeft te gaan), maar op deze manier lijdt het lichaam nood omdat we onze energie-van-moeite-doen niet meer kunnen gebruiken. In deze typische energie komt alles samen: het denken, de wil, onze kracht, ons geduld, ons incasserings – en ons uithoudingsvermogen. Met het uitschakelen van deze inzet verwaarlozen we onze vitaliteit en putten we onszelf uit.
Het lijkt een tegenstrijdigheid, maar bij het snelle en gemakkelijke leven dat we doen, leven we juist in deze tijd ook in toenemende mate ingewikkeld. In het openbare leven en ons leven als burger in contact met de overheid worden steeds meer stappen van ons geëist die worden ingegeven door de technologie. Stappen die voor velen niet meer te volgen of te begrijpen zijn zonder hulp. Veel is omslachtig en moeilijk geworden. Een belasting voor het hoofd die natuurlijke spontaneïteit (die andere vorm van snelheid) wegdrukt of onmogelijk maakt.
Als wij mensen zo gemakkelijk over onszelf heenlopen, ons totale systeem van lichaam, ziel, emoties en geest zo stelselmatig verwaarlozen en overvragen – wat kunnen wij dan van onszelf verwachten in onze houding naar de aarde toe? Wat valt er te repareren met een al te gebrekkig instrument? De vraag wordt daarom steeds urgenter: zullen we het zonder nieuw bewustzijn wel gaan redden op deze planeet?