Als er is één ding is waar deze tijd ons op wijst is het wel op adem. Onze kwetsbaarheid daarin. Het belang ervan. Ademnood is de kern van corona. Daarnaast maakte de vergeefse roep van George Floyd ‘I can’t breathe’ wereldwijd krachten los die nog niet zijn te overzien.
Adem is dé verbindende factor tussen mensen, niemand uitgezonderd. Ons levensbeginsel. Een onzichtbare verbinding die cruciaal is voor ons bestaan. Als je er een plaatje bij zou willen verzinnen, zou je je een gigantisch collectief infuus kunnen voorstellen. Iets waar we met z’n allen aan vastzitten, uiteindelijk met eenzelfde draad. Een nooit te overwinnen, definitieve afhankelijkheid.
Ademhalen. We staan er meestal niet bij stil omdat het vanzelf gaat. Als we bezig zijn, in hevige emoties zijn verwikkeld maar ook tijdens het slapen. Toch halen we de adem. Waarvandaan? Wie adem zegt, zegt lucht. Specifieke organen waarmee we zijn uitgerust stellen ons in staat lucht binnen te laten in ons fysieke systeem en deze weer uit te laten uitstromen nadat het werk is gedaan. Dit klinkt rustig en mooi. Maar in de praktijk kan het ook anders voelen. We kunnen het wel eens benauwd hebben. Het kan ergens bedompt zijn. Soms moeten we een luchtje scheppen. Of zijn we na een verzoenend gesprek helemaal opgelucht. Aan de andere kant kan een landschap of prestatie op een positieve manier adembenemend zijn, zo mooi…
In het fysieke vlak betekent ademen een voortdurende verversing van lucht en daarmee een reiniging. Iets krachtigs en schoons komt binnen (hier zal niet worden ingegaan op het milieu, al kan dat verhaal prima dienen als achtergrond van deze beschouwing). Als dat iets klaar en verbruikt is, verdwijnt het weer naar buiten.
Nu is het in de bovenstroom van onze cultuur bepaald geen gewoonte om fysieke verschijnselen met geestelijke processen te verbinden. De wetenschap – alleen het bewijsbare telt ! – heeft nu eenmaal het laatste woord gekregen en dat is jammer. Zo ook in het geval van de ademhaling. Door deze immers als metafoor op te vatten van iets wat op psychisch vlak óók plaatsvindt, schep je een kader dat aardige denkstof biedt. Anders gezegd: hoe staat het met de geestelijke lucht die wij inademen? Wij als individuen, als volk, maar ook wij als mensheid?
Laten we terugkeren naar de actualiteit en uitgaan van het beeld van een bedompte, ongeventileerde kamer of zaal – een plek waar de grote adembenemer corona bij uitstek toeslaat. Onze kennis reikt inmiddels zo ver dat we weten dat zo’n locatie riskant, zo niet gevaarlijk is. Hier staat onze adem op het spel. We moeten luchten op zijn minst. Beter nog: naar buiten! De ruimte in!
Stel nu dat onze geest – die van ons eigen persoontje maar ook die van de mensheid al geheel – een vergelijkbare binnenruimte is. De vraag wordt dan : wat ademen wij daar in? Hoe verfrissend, vitaliserend, hoe nieuw en van buiten, zeg maar kosmisch is de lucht die we binnenlaten? Door ons heen laten stromen? Hoe riskant is het wanneer we niet ventileren, de ramen niet wijd opengooien van tijd tot tijd? Zijn we er zeker van dat we niet ongemerkt en voortdurend onze eigen, uitgeademde lucht inhaleren, een lucht die allang verbruikt is en niets essentieels meer voor ons doet?
Deze tijd vraagt om openingen. Om het zoeken naar nieuwe luchtwegen waarlangs de mensheid – dus i e d e r e e n – kan ademhalen. Vrijuit. Waar we vooral eerst op adem kunnen kómen, want wat is de lucht benauwd geworden. Zelfs zingen is tegenwoordig gevaarlijk en hoe alarmerend is dat.
Adem, lucht en ruimte zijn één. Happen naar lucht is geen leven. Naast een fysiek vaccin tegen corona zou bewustzijn van geestelijke processen omtrent adem en ademnood in al hun facetten (dus alles wat we daarin met onszelf en anderen doen) wel eens een cruciale bijdrage aan een gezondere toekomst kunnen zijn.