Contact

Veel mondelinge communicaties in de persoonlijke sfeer worden tegenwoordig gekenmerkt door een eigenaardige eenzijdigheid. Bij fysieke ontmoetingen maar ook in telefoongesprekken komt het regelmatig voor dat één persoon onafgebroken zijn of haar belevenissen vertelt aan een toehoorder die misschien een beginvraag heeft gesteld maar vervolgens  te bescheiden, beleefd of op de een of andere manier onmachtig is om ‘er tussen te komen’ of ervoor te zorgen dat ook zijn of haar verhaal aan de beurt komt.  Met de minuten vervliegt de kans of hoop dat er belangstelling van de andere kant komt. De luisteraar krijgt de functie van praatpaal, een mens tegen wie de spreker even lekker aanleunen kan. Tot overmaat (of is dit hilarisch?) eindigt zo’n onderhoud niet zelden met de vaststelling van de breedvoerige spreker dat er weer ‘fijn is bijgepraat’. Einde ontmoeting, bezoek of telefoongesprek.

De vraag in hoeverre het hier gaat om een typisch tijdsverschijnsel en het vroeger dus heel anders was,  kan natuurlijk niet zomaar worden beantwoord.  Waarschijnlijk spelen – naast onze gewendheid om online te communiceren – meerdere factoren mee. Feit is dat het uitsluitend zenden als behoefte en gewoonte in deze tijd een hoge vlucht heeft genomen. Geduld, ruimte  en tijd nemen voor de ander tijdens een ontmoeting is lang geen vanzelfsprekendheid.  Niet alleen voor het verháál van de ander: ook voor wat hij of zij als reactie  wil geven op wat men te berde brengt. Grof gezegd: het kan zomaar gebeuren dat het discours van één kant wordt dichtgetimmerd en de luisteraar  op zijn zachtst gezegd met gemengde gevoelens achterblijft.

Bij deze voorstelling van zaken moeten enkele  kanttekeningen en nuanceringen worden geplaatst. De eerste betreft het karakter van personen. Er zijn hypernerveuze en drukke mensen die ervaringen graag verwerken door erover te praten; die het nodig hebben tot in detail hun belevingen uit de doeken te doen tegenover een medemens. Een ander type mens – de man of vrouw  ‘van weinig woorden’ – verwerkt de dingen juist graag in stilte, in zichzelf.  Bij hem of haar is de behoefte tot praten veel minder groot. 
Een tweede kanttekening betreft de situatie van personen. Als iemand zich in een crisissituatie bevindt is het heel logisch en natuurlijk dat hij of zij vol emoties zit en geen ruimte heeft voor het verhaal van een ander.  Tot op zekere hoogte is het dus normaal dat degene met de grootste zorgen meer urgentie voelt om zich te uiten dan iemand die zich in rustig vaarwater  bevindt. Toch kun je je met  zo’n uitspraak gemakkelijk op glad ijs begeven. Immers, gaat de stelling op dat ‘wie veel meemaakt’ meer recht van spreken heeft dan degene die een (uiterlijk!) kalm leven leidt? In de vakantievariant:  heb je meer recht van spreken wanneer je een verre reis hebt gemaakt dan wanneer je rustig bent thuis gebleven? Hoewel het waarschijnlijk is dat introverte personen of mensen met weinig  spectaculaire ervaringen uit zichzelf  niet langdurig het woord zullen nemen, betekent dit niet dat ze geen behoefte hebben aan aandacht  en belangstelling!

Alles draait uiteindelijk om contact. De letterlijke betekenis van het woord luidt: betrekking, onderlinge verbinding. Het moment waarop je een ander ontmoet of door de telefoon spreekt is er sprake van communicatie.  In het ideale geval wordt deze gekenmerkt door gelijkwaardigheid of  – wanneer zij ontbreekt – op z’n minst door fatsoen.   Presentator Pieter Hulst vertelde eens in een tv uitzending:   ‘Mijn moeder was boos als ik ergens op bezoek was en geen vragen stelde aan de ander. Dat vond zij rete-onbeleefd.’ Een verrassend gezichtspunt: vragen stellen aan iemand uit wellevendheid!

Het stellen van vragen aan een ander is  de meest onderschatte tool in communicatie en de beste voorwaarde voor goed contact. Waarom gebeurt het zo weinig? Wat is er zo moeilijk aan het stellen van de vraag ‘wat bedoel(de) je daarmee?’ of ‘wat voelde je toen’, enz., behalve dat er wat tijd mee is gemoeid? Vinden we het intiem, te ver gaan, hoeven we zóveel nu ook weer niet van een ander te horen of te weten?
Bij alle misverstanden, vooroordelen, ruzies en onbegrip die de wereld  teisteren lijkt het stellen van vragen  een voor de hand liggende, kostbare sleutel te zijn naar meer lucht, ruimte en voortgang. Vragen waarmee je wellicht foutieve conclusies die je over de ander trekt kunt checken en/of kunt corrigeren. Vragen die de ander gelegenheid geven wat meer te vertellen, wat achtergrond te geven bij een enkele mededeling zodat een groter of helderder plaatje ontstaat: voor de toehoorder, maar ook voor de spreker zelf  (hardop praten doet wat met de hersenen !).
Bescheiden of stille mensen zullen bij uitstek floreren bij vragen – geríchte vooral.  Omdat ze in aanwezigheid van drukke praters gauw onzeker zijn omtrent de tijd, belangstelling en het geduld die er voor hén beschikbaar zijn,  zijn ze gemakkelijk geneigd om het gesprek van zich af te draaien.

Het mooiste zou zijn als we ons bewust zijn van wat we willen met een ontmoeting of gesprek. Willen we als spreker aandacht, ontspanning, willen we even uitrazen, leunen op? Iets bijdragen, helpen? Willen we eerlijke feedback? Bewondering? En als we luisteren, kunnen we dat dan doen met geduld en echte aandacht zonder degene die spreekt steeds  in de rede te vallen?
Samengevat: als we willen delen, wat betekent dat dan voor ons? Wat willen we ermee voor onszelf? Wat willen we van de ander?  

Vragen staat vrij, zeiden de mensen vroeger.  Laten we elkaar meer vragen stellen. Uit fatsoen op z’n minst. Uit belangstelling, oprechte indien mogelijk. Laten we dóórvragen om het grotere plaatje te zien – in het praktische, het gevoelsmatige,  het diepere niveau.  
Des te beter houden we contact!