Slapen

Sommige mensen slapen hun leven lang als rozen,  zelfs wanneer er in hun bestaan problemen zijn. Anderen kennen het fenomeen van de slapeloosheid – het onvrijwillig  wakker zijn in de nacht – maar al te goed . Soms gaat dat samen met aanwijsbare stress of lichamelijke kwalen. Maar menigeen kampt structureel met het verschijnsel zonder dat er een voor de hand liggende verklaring voor is. Genetische aanleg is in dat geval denkbaar.
De groep probleemloze slapers kan zich nauwelijks voorstellen wat het is: hoe het voelt om ’s nachts te worden bezocht door de meest verontrustende of angstaanjagende beelden en hoe een doorwaakte nacht de dag beïnvloeden kan.  We zeggen dan ook dat iemand lijdt aan slapeloosheid.

In deze tijd schijnen steeds meer mensen slecht te slapen. Aan aandacht voor het onderwerp in de media en in boeken ligt dat zeker niet.  Een tsunami aan tips en adviezen overspoelt de tegenwoordige nachtbraker. Goede verduistering en ventilering van de slaapplek, eet- en drinkgewoontes, bezigheden in de avond, beheersing van het denken, ademhaling en een regelmatig tijdstip om naar bed te gaan – tot in detail en tot vervelens toe lezen we overal wat we beter wel of niet kunnen doen of laten om een goede nachtrust te verkrijgen. De commercie spint er garen bij: is je matras wel goed, je hoofdkussen, de vering van je bed oké? Steeds uitdrukkelijker spelen ook technologie en wetenschap (pillen!)  hun partijtje mee.  Op sommige universiteiten bestaan slaaplaboratoria. Technologische apparaten en slaaprobots worden ingezet om grip te krijgen op het nachtelijke getob.
Bij alle goed bedoelende raadgevingen vallen een paar dingen op: de meeste adviezen zijn pragmatisch en betreffen de buitenkant. Maar bovenal: de slapeloze is het zélf die er wat aan kan doen, iets moet veranderen omdat hij of zij mogelijk iets niet goed doet.  We zijn individueel verantwoordelijk voor onze slaapkwaliteit en we zullen net zo lang van advies naar advies moeten hoppen totdat het slapen lukt. Dát is de onderliggende toon.  Maar juist op deze punten begint een heel ander verhaal. Want wat is slapen eigenlijk? Deze wonderlijke noodzaak in het leven zonder welke het voor ons als mensen al gauw einde verhaal zou zijn?  

In het woordenboek van Van Dale staat een verrassend antwoord. Slapen komt van slap en betekent in essentie: slap worden. Hoe eenvoudig kan het zijn? Maar wat precies moet er dan slap worden: onze spieren, onze waakzaamheid, ons lichaam of onze geest? De Duitse dichter  Herman Hesse schreef in het prachtige ‘Beim Schlafengehen’ : ‘Hände, lasst von allem Tun/Stirn vergiss du alles Denken/Alle meine Sinne nun/wollen sich in Schlummer senken’. Oftewel: ‘Handen zie af van alle doen/Hersenen vergeet alle denken/ Al mijn zintuigen willen nu  in sluimering verzinken’. 
Kern van het goed slapen zou zijn de bereidheid om onze zintuigen te laten  voor wat zij zijn, hen op te geven voor iets anders – in feite een enorm avontuur!  We weten immers niet wat ons voorbij de zintuiglijkheid te wachten staat en waar wij blijven  in onze slaap.  
In deze tijd komt daar nog iets bij. Sinds de opmars van de technologie draaien onze zintuigen de hele dag overuren en staan ze onafgebroken op scherp. We hebben ons eraan gewend om alles te willen lezen, horen en zien wat op ons afkomt. Alles te willen meemaken en niets te willen missen. Maar dan, als het nacht wordt, is daar die gigantische overgang van alles naar niets. Onze fomo (fear of missing out) moet plotseling het zwijgen worden opgelegd. Want wat missen we allemaal niet wanneer we slapen? Wat zal ons ontgaan? In menige slaapkamer ligt de telefoon in de waakstand. Het verbreken van de verbinding met de buitenwereld is het ergste wat we ons voor kunnen stellen.

Het gedicht van Hesse vervolgt : ‘Und die Seele unbewacht/Will in freien Flügen schweben/Um in Zauberkreis der Nacht/Tief und tausendfach zu leben.’ Dit is een beschrijving van wat er in ons gebeurt wanneer we de zintuiglijke wereld los durven te laten. In de slaap krijgt onze ziel de kans om in vrije vlucht ‘diep en duizendvoudig te leven in de betovering van de nacht’. Ook al vinden we het beeld en deze woorden misschien niet van deze tijd, het is mooi gezegd en meer dan dat: de regels geven op poëtische wijze weer hoe ongekend de wereld is waarin wij ons – slapend – bevinden. Een wereld  waarvan we ieder keer weer bij het wakker worden kunnen ervaren hoe krachtig haar energetische werking voor ons is geweest.

Hesse opent zijn gedicht met  ‘mijn vurig verlangen dat vriendelijk de sterrennacht wil ontvangen als een moe geworden kind . Deze houding is niet vanzelfsprekend. Zij raakt aan een cruciale kwestie.  In welke dynamiek staan wij eigenlijk ten opzichte van de slaap? Welke plaats geven we onszelf in deze relatie?  Komt de slaap uit eigen beweging naar ons toe, als een geschenk dat we slechts hoeven te ontvangen? Of hebben we er zelf de hand in en moeten we er iets voor doen? De eerste optie impliceert ontspanning en overgave. De tweede een zekere (in)spanning. Het antwoord zou heel goed kunnen luiden dat in beide gezichtspunten waarheid schuilt.
Uitdrukkingen in onze taal getuigen daarvan. We krijgen slaap of vallen in slaap. Worden slaperig of overmand door slaap. Hier is de slaap sterker dan wij en komt zij tot ons.  Maar wanneer we de slaap niet kunnen vatten of niet in slaap komen, is er iets in ons dat de slaap niet bereiken kan. Iets wat het passieve ontvangen belemmert.

Waar het om gaat is wáár in het bewustzijn het accent wordt gelegd, dat wil zeggen hoe de voorstelling van slaap en slapen ten diepste met ons meereist. Overdag en in ons hele leven. Uiteindelijk zullen wij immers ook inslapen, wat het ultieme loslaten van onze zintuigen betekent.
Meer dan individueel wordt dit alles cultureel bepaald. De veronachtzaamde  kennis over slaap die alleen vanuit een bepaalde houding  ten volle kan worden ontvangen, zorgt niet alleen ’s nachts maar ook overdag voor toenemende problemen in deze tijd.