Wat is een probleem? Volgens het woordenboek van Van Dale heeft het woord twee hoofdbetekenissen. In de eerste plaats is het een gesteld vraagstuk, een werkstuk. Iets wat ter discussie staat. Daarnaast betekent het een moeilijke, verdrietige omstandigheid. Concreet vragen we aan een ander of in een bepaalde situatie : ‘wat is het probleem?’
Problemen kunnen van individuele, sociale, materiële of algemene aard zijn. Een voorbeeld van het laatste is de actuele politieke situatie in ons land.
Bij de meeste problemen die we kennen is het handig om de twee bovengenoemde betekenissen te onderscheiden. Om te beginnen is er dus een zaak waaraan gewerkt moet worden , iets wat de aandacht vraagt. Tot zover is de toon neutraal. De tweede betekenis geeft aan dat de betreffende zaak – in verschillende gradaties – moeilijk kan zijn. Hier wordt het al emotioneler. Nog sterker is dat het geval bij een verdrietig probleem. Niet alle problemen zijn echter verdrietig : denk aan een technisch probleem dat moet worden opgelost. Zo’n probleem van materiële aard kan best heel moeilijk zijn maar vraagt in de eerste plaats om studie, vindingrijkheid en tijd.
Bij ieder probleem dat zich voordoet kan je een paar belangrijke vragen stellen.
Moet het wel opgelost worden? (Moet verdriet bij rouw bijvoorbeeld wel verdwijnen en moet dat ook nog eens binnen een bepaalde tijd?) Kan het opgelost worden? Voorbeeld: onze onzekerheid omtrent de aard en bedoeling van deze planeet. Sommige problemen moeten al of niet tijdelijk worden doorstaan om tot oplossingen op andere terreinen te komen.
De interessantste vraag bij veel problemen is echter die naar de wil. Hoe sterk is in een bepaalde situatie de wil van betrokkenen om diep in een kwestie te duiken (eerste betekenis) met het doel om iets wat hindert, verdrietig is of zelfs de levensstroom blokkeert uit de weg te ruimen – voor zover dat natuurlijk kan?
Belangen, overtuigingen, onbewuste emoties, geestelijke gemakzucht en heel veel ruis van allerlei aard kunnen ervoor zorgen dat we in sommige problemen blijven hangen. Niet omdat ervoor geen oplossing mogelijk is maar omdat we onvoldoende wilskracht genereren – individueel of collectief. (In hoeverre het huidige formatieprobleem in ons land in deze categorie valt, laten we hier maar even buiten beschouwing.)
Als de wil inzake oplosbare problemen ontbreekt, zal er zonder al te veel klagen moeten worden geleefd met de situatie. Waar voldoende wil wel bestaat – en deze gaat samenvallen met intentie – wordt het spannend. Immers hoe groot en sterk is ons probleemoplossend vermogen? Dit vermogen kan worden getraind en gedijt onder bepaalde basisvoorwaarden: 1. Een zekere emotionele rust en helderheid, 2. Kennis van zaken en omstandigheden en 3. Het bewustzijn dat er plaats moet worden gemaakt. Ikkigheid zal moeten inschikken voor iets dynamisch dat uit zichzelf een werking heeft; voor een resultaat dat uit meer bestaat dan de som der delen. Oplossingen moeten namelijk de ruimte krijgen om te kunnen ontstáán.
Het mag duidelijk zijn dat tussen het al of niet moeten, kunnen of willen oplossen van problemen gemakkelijk een spanningsveld kan groeien. Dit kan aanvoelen als een machteloos makende en onontwarbare knoop. (Het eindeloos trekken aan problemen die niet kunnen worden opgelost, of althans niet op dit moment, kunnen leiden tot ernstige depressie, burn-out etc.)
Bezinning op wat in specifieke situaties nou eigenlijk de status van de vraagstelling is en hoe het zit met de wenselijkheid of mogelijkheid om een oplossing te vinden, kan veel verduidelijken. Zeer waarschijnlijk schept het lucht en maakt het energie vrij om op constructieve wijze verder te kunnen gaan.