Op Franse kerkhoven lees je wel eens een bordje met de tekst: tout passe, tout s’efface hors le souvenir. Oftewel: alles gaat voorbij, alles verdwijnt buiten de herinnering. Hier staan feitelijk twee dingen. Twee fases bijeengenomen in één zin. Het mag duidelijk zijn dat de komma in de uitspraak staat voor een hele tijdsspanne. Met de twee zinsdelen– in één adem genoemd en uitgesproken – is nogal wat tijd gemoeid. Zeker wanneer ze bij een graf geplaatst zijn. Bij het specifieke overlijden van de persoon wordt niet alleen herinnerd aan het voorbij gegaan zijn van dit leven maar ook aan het voorbijgaan van ieders leven en van alles in het algemeen. Daarnaast wordt vooruitgelopen op de vergetelheid.
Dat het leven van een overledene pas echt voorbij is wanneer niemand zich de persoon meer kan herinneren of deze heeft meegemaakt, wordt wel vaker gezegd. We zeggen ‘de herinnering houdt iemand of iets levend’. Ons bestaan blijft geborgen in het bewustzijn van onze vrienden, familie of kennissen. Daarna is het echt over en sluiten.
Buiten de context van een overlijden zeggen de twee delen van de zin: alles gaat niet alleen voorbij maar is het op den duur ook. Uitgangspunt van het gezegde is het menselijk bewustzijn en dit geeft natuurlijk wel een beperking aan. Buiten de directe herinnering of geheugen om kunnen dingen of resten van levens immers wel degelijk blijven en voortbestaan in de vorm van fysieke overblijfselen. De geschiedwetenschappers of archeologen weten daar alles van. Om nog niet eens te spreken van de minder tastbare, immateriële invloed van alles wat er bestaat en gebeurt op wat er na het ‘voorbij zijn’ komt. Maar dit terzijde.
Het woord ‘voorbij’ herbergt verschillende ervaringen en bewegingen van onze geest die niet alleen genuanceerd en boeiend zijn maar daarbij ook nog eens subtiel in elkaar overlopen. Het woordenboek geeft twee hoofdbetekenissen: ‘aan de voorzijde langs iets en verder’ en ‘verder dan’. Anders gezegd: soms kun je iets voorbij zien komen, als beweging dus, en soms is iets voorbij gegaan en is het weg, gestold als een feit. Dan ligt het achter je en is het niet meer terug te halen.
De eerste betekenis zou je kunnen omschrijven als ‘er komt iets voor jou langs waar je al of niet bij kunt zijn, in kunt stappen, deel aan kunt nemen’. Een kans. ‘Ach, dat is langs mij heen gegaan’, hoor je iemand wel eens zeggen. Dat is dan jammer, maar ook normaal. Je kunt toch niet alles in het leven! Soms hebben we iets niet opgemerkt, zijn we onvoldoende alert geweest om datgene op te pikken wat op ons pad kwam of door iemand werd aangereikt. Datgene gaat dan wél verder.
Zo’n situatie kan natuurlijk ook gunstig uitpakken. Wanneer iemand net niet op tijd bij het vliegveld aankomt en de vlucht mist van een toestel dat gaat crashen, zal hij of zij verzuchten: goddank is dit aan mij voorbij gegaan.
In onze omgang met ‘voorbij komen of gaan ’ liggen aspecten van lot, toeval, spiritualiteit maar ook van eigen keuzes. We kunnen een feestje bewust aan ons voorbij laten gaan omdat we moe zijn. Of een schaal met lekkernijen die langs komt tijdens een borrel negeren omdat we aan de lijn willen doen. Ingrijpender is de situatie waarin een huwelijkskandidaat of potentiële partner onze weg kruist en wij dit niet voelen of zien. Hoe kunnen wij zoiets immers weten wanneer wij daarvoor niet open staan, met andere dingen bezig zijn of de persoon op het eerste gezicht niet leuk genoeg vinden? Een kwestie van wakker zijn of keuze.
Op een precies moment dat wij nooit overzien kantelt een ‘voorbij komen’ naar een ‘voorbij zijn’. Van iets wat open en dynamisch is en ons kansen geeft naar iets waar de beweging uit verdwenen is. Weg. Een statisch plaatje waarin we niet meer kunnen handelen. Die man of vrouw die het met jou zag zitten gaat heus verder en vindt vroeg of laat een ander. Ook al krijg je op een goede dag spijt, het is echt voorbij.
Voorbij die goeie ouwe tijd. Voorbij het paard en wagen in de straat, de kolenkachel, de telefooncel op de hoek, het schrijven van papieren brieven. Voorbij de rust van avonden in de schemer zonder telefoon of internet. Rouwen om het voorbij zijn van de dingen is oké en hoort bij het leven – als we maar nooit vergeten om verder te gaan. Altijd weer verder want zo zijn we ontworpen: als passanten.
We zijn van voorbijgaande aard. Voorbijgangers in ons eigen leven. In levens van anderen. In het leven.
Alleen het leven zelf zal nooit voorbij gegaan zijn.