Met geen pen te beschrijven. Niet te filmen. Deze uitdrukkingen halen we uit de kast als we iets hebben meegemaakt dat zo heftig, emotioneel of bijzonder is dat we geen middelen kennen om dit goed, dat wil zeggen helemáál aan een ander over te brengen. We behelpen ons met wat er is -woorden of (bewegende) beelden – en laten het aan de ander over zich voor te stellen hoe mooi, erg of ingewikkeld iets is.
Een groot gebied van onze belevingswereld is niet communiceerbaar en zeker niet in woorden. Hoe maak je iemand anders duidelijk hoe jouw pijn voelt? Zeggen dát je pijn hebt, is mogelijk. Maar hóe deze pijn precies in jou voelt? Onmogelijk.
Het tekort speelt overal. Probeer bij thuiskomst van een vakantie aan achterblijvers maar eens over te brengen wat je meemaakte of zag ! Meestal zal zo’n poging uitlopen op een teleurstelling. Je woorden halen het niet bij wat er werkelijk in je leeft en het kan zelfs gebeuren dat je tijdens het vertellen van je belevingen voelt dat je innerlijke verhaal aan glans verliest. Natuurlijk kunnen foto’s of filmpjes in zo’n situatie helpen maar uiteindelijk zijn ook deze middelen niet in staat de totaliteit van je ervaring mee te delen.
Onbeschrijflijkheid beperkt zich niet tot onze eigen emoties en belevenissen. Zo vond ik een interessant voorbeeld van beperkte beschrijflijkheid van landschappen in het prachtige boek ‘Het zoutpad’ van Raynor Winn (2019). Noodgedwongen zwervend langs de Engelse zuidkust, samen met haar zieke man, schildert de schrijfster met woorden de talloze, vaak woeste landschappen en zeeën die ze tegenkomt. Hoe indrukwekkend, mooi en gedetailleerd haar beschrijvingen ook zijn – de woordenstroom ondergaan alleen al is een genot – tot mijn verbazing stelden ze mij zelden in staat mij een duidelijk beeld van het opgeroepene te vormen. Het leek er zelfs op dat hoe meer moeite Winn zich getroostte, des te minder ik voor mij zag. (Precies zoals dit voor mij ook altijd gebeurt wanneer iemand een gezicht voor mij beschrijft. Uitputtende details omtrent huidskleur , vorm van lippen, ogen, neus, etc. zeggen mij gewoonlijk weinig tot niets…Uiteraard zou beeld hier – indien nodig – uitkomst bieden.)
Dat een groot gebied van onze belevingswereld niet in taal kan worden weergegeven, is iets waar we van jongs af aan mee leren leven als een vanzelfsprekendheid. Als iets wat we wellicht regelmatig ervaren maar waar we geen punt van hoeven te maken. En toch… Geen woorden voor ervaringen hebben betekent ook een vorm van eenzaamheid. Maar wel een eenzaamheid die alle mensen delen! Wat doen we hier eigenlijk mee? Kunnen we deze waarheid wel verdragen? Toepassen in de omgang met elkaar?
Onbeschrijflijkheid is een woord waar we blij mee mogen zijn. Een term die naar mogelijkheden verwijst. Naar andere opties. Immers, waar blijft datgene wat in ons leeft maar wat we niet via taal kunnen delen? Hebben we er enig zicht op? Zorg voor? Weten we wel voldoende dat we voor sommige emoties en geestelijke indrukken in onszélf een plek moeten en kunnen vinden? En dat we daarvoor van binnen voldoende ruimte moeten houden die op haar beurt met ons communiceert?
Wanneer we voor onze verbinding met de buitenwereld louter denken te kunnen varen op de taal, doen we niet alleen onze eigen werkelijkheid en die van de ander tekort – dan loopt onherroepelijk de machine vast.