De coronacrisis betekent een voorlopig einde aan twee belangrijke overtuigingen in onze cultuur. In de eerste plaats die over de maakbaarheid van het leven: ons vermogen om de wereld en onze omstandigheden naar onze hand te zetten. Hardhandig en collectief zijn we op onze plaats gezet, dat wil zeggen een plaats die relatief is. Onze macht stuitte op onbekende, onverbiddelijke grenzen. We blijken angstig, onwetend, kwetsbaar te zijn. Spiritueler kan een ervaring niet wezen – los van het geloof dat je aanhangt of welke betekenis je er ook maar aan wilt geven.
De tweede overtuiging die gestrand is, is het idee dat het belangrijk en fijn is om oud, heel oud te worden en je middels een gezonde levensstijl daarop te richten. Hoogbejaarden die klaar waren met hun bestaan werden tot voor kort tegengewerkt of met de nek aangekeken. Hoe radicaal anders is onze blik sinds corona haar intree deed. Het werkelijke denken – nu puntje bij paaltje komt – komt erop neer dat ouderen nauwelijks of geen betekenis hebben voor een viriele samenleving. Van hen komt geen rendement, is niets te verwachten. Integendeel. De groep is lastig, want kwetsbaar. Ze kosten bakken met geld!
Kwetsbaarheid, de hardcore business van corona die de hele mensheid, de hele planeet geldt, is een moeilijke staat van zijn – zeker voor de westerse mens. Om terug te komen in de oude overtuiging, in het oude gevoel van stoerheid (die misschien wel neerkomt op een mythe) wordt de kwetsbaarheid weggeschoven en geparkeerd bij diegenen die ‘toch al gauw dood zullen gaan’. Kwetsbare ouderen in plaats van ouderen. Projecteren of stigmatiseren? Het is maar hoe je het bekijkt. Gelukkig zijn er heel andere mogelijke manieren van denken en praten. Je kunt je bijvoorbeeld afvragen: wat hebben jongeren en ouderen aan elkaar? Wat hebben zij elkaar te melden, wat kunnen ze bijdragen aan elkaar, zelfs nu , juist nu , nu kwetsbaarheid – en niet alleen de fysieke – de grote algemene deler vormt? We zouden veel krachtiger, veel oprechter, veel gedurfder kunnen proberen te communiceren.
De jeugd heeft de toekomst: verwachtingen, hoop. Ouderen hebben het verleden: ervaringen met het reële leven, verhalen. In het midden scharniert de tijd: het heden.
Wie het raakvlak tussen de twee perspectieven niet benut, er in plaats van een vruchtbaar overstromingsgebied een waterscheiding van maakt, verspeelt kansen op fundamentele weerbaarheid. Naar beide kanten, fysiek en mentaal. Want laten we eerlijk kijken in het brandpunt dat heden heet: kennen ook jongeren soms geen moedeloosheid, zwakte en breekbaarheid en leeft in menig oudere niet de eeuwige jeugd?
In jong ligt oud te wachten, in oud blijft jong bestaan. Alleen de verbinding kan ons redden. Uiteindelijk zijn we allen even tijdloos en hopeloos gelijk.