Over eenzaamheid is veel te doen. In kranten, tijdschriften en televisieprogramma’s wordt het verschijnsel met grote regelmaat uitgemeten. Statistieken vertellen ons hoeveel mensen zich eenzaam voelen. Dat zich onder hen veel jongeren bevinden is betrekkelijk nieuw. Over het algemeen wordt eenzaamheid in onze samenleving beschouwd als iets onwenselijks en zeer onprettigs. Mensen lijden aan eenzaamheid. Zo is het beeld. (In hoeverre de uitgesproken negatieve waardering van eenzaamheid niet bijdraagt aan dat lijden, wordt zelden of nooit ter discussie gesteld, maar dit terzijde!)
Wanneer het in de sociale zorg of media over eenzaamheid gaat, wordt meestal gezocht naar oplossingen (bijvoorbeeld voor ouderen die alleen zijn ) of – in iets mindere mate – naar oorzaken (bijvoorbeeld de individualistische prestatiemaatschappij in het geval van jongeren). Er wordt vooral praktisch gekeken. In vrijwel alle goedbedoelende intitiatieven en analyses worden eenzaamheid en alleen zijn aan elkaar gelijkgesteld en door elkaar gebruikt. Ten onrechte. Alleen zijn is een feit. Eenzaamheid kent vele gevoelsnuances.
Bij het het nadenken over eenzaamheid is het belangrijk om onderscheid te maken tussen je eenzaam voelen en eenzaam zijn. In 1959 verscheen er een beroemd boek van de hand van voormalige koningin Wilhelmina met de titel ‘Eenzaam maar niet alleen’. Het omdraaien van deze uitspraak in ‘Alleen maar niet eenzaam’ kan richting geven aan de reflexie – zowel in algemene zin als in concrete, individuele gevallen. In het eerste geval gaat het om een gevoel, in het tweede om bewustzijn.
Het soort eenzaamheid waarover zo veel wordt geschreven en gesproken gaat over relaties tussen mensen. We spreken van een eenzame ziel of noemen iemand vereenzaamd wanneer we de indruk hebben dat die persoon haast met niemand omgang heeft. (Dit hoeft niet altijd te kloppen, we kunnen immers niet alles van anderen zien of weten en projecteren vaak onze eigen normen op de medemens!). We vinden iemand ook eenzaam, wanneer hij of zij op een feestje aan de kant blijft staan en met niemand in gesprek raakt. Wij vinden dat zielig. Aan zo iemand zal wel iets mankeren, denken we – misschien een autist? Heel gauw en heel graag plakken wij een oordeel op bepaald gedrag dat niet sociaal is in onze ogen of niet conform aan wat men doet.
Maar hoe erg is het eenzame gevoel dat je juist in gezelschap kan overvallen? In een menigte, een groep, op je werk tussen collega’s, op vakantie, temidden van grote vrolijkheid of tijdens een familiediner? Ja zelfs bij een intieme vriend of vriendin kun je plotseling eenzaamheid voelen wanneer je iets wat voor jou belangrijk is niet kunt delen. Dit soort eenzaamheid kennen de meeste mensen maar, zo ze deze al niet verdringen, dan is het toch moeilijk of zelfs ondoenlijk om erover te communiceren. Een en ander raakt namelijk aan een extreme persoonlijke kwetsbaarheid.
Echte eenzaamheid in sociaal verband is een heel ander verhaal. Het gebeurt als we uit een verbinding zijn geknipt. Gepest worden, buitengesloten zijn. Ook al hoeft kwaadwilligheid niet altijd een rol te spelen, echte eenzaamheid heeft te maken met gedrag van anderen waarover niet is gecommuniceerd en dat wij niet begrijpen. Hierdoor ontstaat onzekerheid en een crisis in het zelfbeeld, schaamte, hevige twijfel: wat is er mis met mij, heb ik iets verkeerd gedaan?
Wie vitaal is en over voldoende geestelijke middelen beschikt – zoals een besef van verbondenheid met de ruimere omgeving – kan dit soort eenzaamheid hendelen of compenseren. Voor anderen is het moeilijker en ontstaat een ervaring van kou en isolement. Van iets waar je niet uit kunt, in vastzit. Goede therapie, spiritualiteit of zelfontwikkeling kunnen hier helpen.
Op dit punt van het verhaal moet nog iets heel anders worden aangevoerd. Dat eenzaamheid in onze cultuur zo negatief wordt beschouwd, is in de grond van de zaak gek. Het is het gevolg van een beperkte blik. Immers alle wezens op aarde en dus ook wij zijn uniek en dus per definitie eenzaam. We zijn eenzaam omdat er niemand op aarde ooit precies voelde, dacht, reageerde of er zo uitzag als wij. Ook zijn wij eenzaam in onze ervaringen van fysieke pijn, in die van verliefdheid en liefde, in onze verwerking van verdriet of in onze processen van heling. We kunnen elkaar van alles aanreiken, elkaar helpen zoveel als mogelijk, maar we moeten er in eenzaamheid doorheen – zoals wij ook alleen worden geboren of zullen sterven. Niemand kan ons leven, onze gezondheid, onze verantwoordelijkheden, onze keuzes overnemen! We zijn wezenlijk eenlingen en onderworpen aan een existentiële eenzaamheid.
Daarom moeten we leren om flink te zijn en deze menselijke conditie onder ogen te zien. Eenzaamheid is. Zij is een gegeven waarmee we moeten werken. In onze geest bestaat een onvoorstelbare ruimte waarin wij ons kunnen bewegen tussen eenzaamheid, alleen zijn en verbondenheid. Laten we het niet erger maken voor elkaar. Laten we leren om alleen te zijn en niet eenzaam – omdat we verbonden met alles en allen zijn.