Veel grote verhalen in religie en mythologie gaan over mensen die – als groep, volk maar ook als individu –op dramatische wijze worden geconfronteerd met het gevaar of heilloosheid van een ingeslagen weg. Dramatisch omdat eerdere tekenen of waarschuwingen in de wind werden geslagen. Het eerste deel van de Bijbel – het oude testament oftewel de Thora – bevat hier aangrijpende voorbeelden van. Naarmate noodzakelijke correctie uitblijft, gaat het van kwaad tot erger. Wie niet horen wil, moet voelen. Deze misschien wel natuurlijke wetmatigheid staat los van iedere morele of religieuze duiding. Het voldoet om er een antenne voor te ontwikkelen.
Wat kunnen we hiermee in de omstandigheden die het heden hebben overspoeld? We zijn intens in beslaggenomen door het nu, het dagelijkse leven dat ons in huis houdt, vaak uitzonderlijk creatief in het vinden van praktische oplossingen maar ook angstig en bezorgd, om niet te zeggen in paniek. Het hangt een beetje af van de situatie waarin je verkeert. Na de eerste grote schok begint in de media een geluid te klinken dat ons vertrouwd in de oren klinkt : hoe keren we zo snel mogelijk terug naar ‘normaal’, hoe pakken we straks de draad weer op met een minimum aan schade? Vooruitkijkend is het vooral de ernst van een economische dip die de gemoederen bezighoudt. Niemand zal het belang hiervan ontkennen. Maar een al te sterke focus erop kan doof maken voor de alarmbellen die rinkelen.
Wat is het verhaal dat zich momenteel kenbaar probeert te maken? Wat zouden we kunnen horen en verstaan? Of – om het in beeldtaal te zeggen – waar kijken we eigenlijk naar? Zo gesteld kunnen we nuchter blijven en dicht bij de feitelijkheid . Immers wat zich aan ons toont is niet meer en niet minder dan een openbaar leven dat ziek is. Onderuit gehaald en gedefinieerd door een virus dat ons de levensadem beneemt. Waar we naar kijken is het verhaal van een patiënt. Ziekte en verderf zijn het openbare leven binnengedrongen en hebben zich schaamteloos genesteld. Tussen ons in. Tussen ons allemaal in, geen plek op de wereld uitgesloten. Zelf zijn we uiteen gestoven zoals water doet wanneer een helicopter laag boven het oppervlak komt hangen. We haastten ons naar de vluchtheuvels en turen met verrekijkers naar de tijd. Hoe lang nog?
Op dit concrete, waarneembare niveau begin het verhaal. Begint? Wie zal zeggen op welk punt we momenteel in deze geschiedenis zitten? Kan de insteek misschien ook ergens anders liggen? Op een punt dat we ziende blind voorbij zijn geraced en op dit moment nog niet ten volle waarnemen?
Ja, hoe lang nog? Laten we kiezen voor de resonans van wat er duidelijk heeft geklonken en gezegd is over medische groepsimmuniteit : dat sterken die om de zwakken heen staan borg staan voor de gemeenschap. Dat dát gezondheid brengt. Dat gezondheid zó werkt. Laten we het lef ontwikkelen om die boodschap eens te doordenken. Het beeld over te hevelen naar die Heel Grote Patiënt die zieltogend voor ons ligt: het openbare leven en wat we daar met z’n allen eigenlijk van maken (maakten!) . Daarnaar kijken en de noodzaak van verhoogde weerbaarheid zien. Van openbaar leven. Van de groep m e n s . Vandaaruit dondersgoed voelen wat leven is. Wat dood. En weten wat onze, wat mijn, wat jouw bijdrage is. Ieder ogenblik. Elk moment. In wat je doet. Niet doet. Zegt. Denkt.
Het is een heel verhaal geworden maar een verhaal zou een verhaal niet zijn als het niet wat had te zeggen.